BD.5864
28 januari 1954
De geest van God werkt waar Hij wil
De geest van God werkt waar Hij wil, want God alleen weet
waar Zijn geest zich zonder weerstand openbaren kan. Hij alleen weet wie
Zijn boodschappen zonder weerstand aanneemt en er gebruik van wil maken,
en Hij alleen weet welke begaafdheden de werkzaamheid van Zijn geest toe
laten. Zijn wil is dat de waarheid ingang vindt onder de mensen, waardoor
misvattingen en leugens zo worden belicht dat ze als zodanig door de mens
worden herkend.
Het is Zijn wil dat de mensen de weg tot zaligheid leren vinden, een weg
die steeds de weg der waarheid is. Daarom is Hij er steeds op uit de mensen
de waarheid te doen toekomen, omdat Hij alleen dat éne doel voor
ogen heeft, namelijk de zaligheid van Zijn schepselen op aarde waar Zijn tegenstander
heerst zal de waarheid steeds door diens invloed bestreden worden en verontreinigd,
zij zal steeds met leugen en dwaling vermengd worden omdat het doel van
Gods tegenstander is de waarheid aan de mensen te onthouden om het streven
naar en het aannemen van God te verhinderen.
Daarom moet steeds weer de zuivere waarheid van boven tot de aarde gebracht
worden, hetgeen echter alleen door de werking van de geest, dat wil zeggen: door
het uitstorten van de geest over de mens kan geschieden. En deze mensen
kiest God zelf, want Zijn geest werkt waar Hij wil. Dit werken kan alleen
in vrije wil plaatsvinden, want nooit wordt door God dwang uitgeoefend
om een mens te bewegen de waarheid aan te nemen. Het is altijd een aangelegenheid
van de vrije wil van de mens, en zulk een zich aan God overgegeven wil
is Hem zeker bekend.
De vrije wil opent als het ware het hart van een mens zodat Gods geest
dat hart kan binnenstromen. Daardoor bestaat de mogelijkheid dat het stromen
van de geest onvertroebeld dat hart binnenkomt. Waar aan de voorwaarde
is voldaan dat God een mens de zuivere waarheid kan geven, daar is ook
de geestelijke beschutting aanwezig die de onreine en duistere krachten
tegenhoudt. Want een mens die zich en zijn wil geheel aan God heeft toevertrouwd,
staat in de "lichtkring" van God die door duistere wezens niet
betreden mag worden.
Het is dus Gods wil dat de waarheid naar de aarde wordt gebracht, daarom
is het begrijpelijk dat dit geschiedt door een mens waarvan de wil geheel
is ingegaan in de wil van God. Daardoor wordt het binnensluipen van Gods
tegenstander niet meer toegelaten en God kan nu beschutters opstellen,
omdat de mens Hem door zijn God toegekeerde wil daartoe het recht geeft.
Dan toont zich ook de werkzaamheid van Gods geest, doordat een helder
licht in 't hart van die mens binnenstroomt waarvoor elk wezen van de
duisternis vlucht.
De reden dat God steeds opnieuw de waarheid naar de aarde zendt is gelegen
in Zijn liefde voor Zijn schepselen, die Hij tot de zaligheid zou willen
leiden, en er mag dus niet aan worden getwijfeld dat Hij Zijn wil ook
zal verwezenlijken. Hij zal dan ook begrijpelijkerwijs die mensen kiezen
die voor het aannemen van de waarheid van boven in aanmerking komen, maar
Hij zal deze uitverkorenen zo leiden dat door hen geen dwaling aangenomen
wordt. Anders zou het onmogelijk zijn dat Hij de zuivere waarheid aan
de mensheid kon geven.
Wel moet er de nadruk op gelegd worden dat van een uitstorten van de geest
pas gesproken kan worden, als het gaat om het doen toekomen van geestelijke
kennis. Onder het toezenden van de zuivere waarheid door het werken van
de geest wordt alleen verstaan het weten over geestelijke gebieden, dus
het verkrijgen van een inzicht in datgene wat goddelijk-geestelijk genoemd
kan worden. God kan en zal de mensen ook opheldering in aardse dingen
geven, dat gebeurt echter gedachtelijk - waarbij de juistheid van deze
gedachten weer afhankelijk is van het geestelijk niveau van die mens.
Het uitstorten van de geest kan nooit met aardse wetenschap of studie
in verband worden bracht, derhalve moet geestelijke en aardse kennis steeds
gescheiden worden. Deze beide vallen niet gelijkelijk onder het begrip
"ontvangen van de goddelijke waarheid", ofschoon het denken
van een mens ook door de geest verlicht kan zijn, wanneer hij in de goddelijke
orde tracht te leven. In zo'n bijzonder geval kan het denken ook volgens
de waarheid zijn.
Zodra u mensen alle aardse zaken uitsluit en u zich alleen het geestelijke
rijk tot doel van uw verlangen stelt. Zodra u poogt uw kennis op geestelijk
gebied te vergroten en u alleen de toestand van uw ziel tracht te verbeteren
door slechts aan te nemen wat nuttig voor haar is. Zodra u zich alleen
bepaalt tot datgene wat voor uw ziel een leven in de eeuwigheid verzekert
en geen acht slaat op wat het lichamelijke leven op deze aarde betreft,
streeft u het geestelijke na en zal de geest in u de leiding overnemen.
Hij zal zich in u openbaren en u innerlijk op een wijze onderrichten,
die voor uw geestelijke ontwikkeling nuttig is.
Dan kunt u ook goddelijke boodschappen ontvangen overeenkomstig de rijpheid
van uw ziel. Zij zullen u echter alleen opheldering geven over het geestelijke
rijk, over samenhangen in de geestelijke wereld, over de geestelijke oorsprong
en het doel vanal het geschapene. Dus over alles wat u met uw verstand
niet doorgronden kunt en over datgene, wat voor u niet bewijsbaar is zolang
u leeft op aarde. Aardse problemen daarentegen kunt u oplossen door het
verstand, waarbij een waarheidsgetrouw resultaat alleen het gevolg is
van een verlicht denken. Dat is echter alleen het geval als een mens,
door een God welgevallig leven, streeft naar dit verlicht denken. Er moet
dus op worden gelet dat goddelijke openbaringen het zielenleven, de geestelijke
ontwikkeling van de mens, de kennis over oorsprong en einddoel en het
weten over Gods heilsplan van eeuwigheid, tot inhoud hebben. Aardse vragen
beantwoorden de mensen min of meer waarheidsgetrouw zelf, afhankelijk
van de rijpheid van hun ziel.
Hoe inniger een mens met God verbonden is des te sterker zal hij ook Zijn
invloed bemerken, en des te helderder wordt zijn denken en zal hij wereldse
vragen kunnen beantwoorden. Want dan laat hij het werken van de geest
in zich toe die hem dan ook in het aardse leven leidt en stuurt.
Maar woordelijke boodschappen waarmee de waarheid direct naar de aarde
gezonden wordt zijn anders te beoordelen. Dat soort openbaringen heeft
een goddelijk-geestelijke kennis tot inhoud die alleen direct van God
uit tot de menselijke middelaar overgebracht kan worden, waarvoor echter
weer bepaalde voorwaarden gelden.
Dit soort overdracht gebeurt volgens het goddelijke plan waarvan Hij alleen
weet hoe dat volbracht kan worden, en daarvoor kiest Hij zich ook zelf
een bruikbaar werktuig". En Hij doet dit steeds als de noodzaak gebiedt
dat de mensen door het zenden van de zuivere waarheid hun opwaartse ontwikkeling
zullen bespoedigen. Alleen God kent de harten van de mensen en Hij alleen
weet bij welk aards kind de voorwaarden aanwezig zijn voor het ontvangen
van de goddelijke boodschappen, en Hij zelf kiest dan dat kind uit.
De geest van God waait waar Hij wil. Zijn geest wordt uitgestort in een
"vat ' dat daarvoor geschikt is (Bertha Dudde), want het gaat daarbij om
een buitengewone hulpactie. De bedoeling is de geestelijke duisternis
te doorbreken met "lichtstralen" die van God zelf uitgaan. En
dit is een proces dat nog veel mensen redding van de geestelijke dood
kan brengen. Want daardoor wordt een weg gewezen die vanuit de wereld
der materie naar het rijk van het licht voert. Het is een mogelijkheid
de mensen aan te sporen tot een ommekeer, als zij van goede wil zijn en
de uitgestoken hand van de Vader aannemen, die Zijn kinderen niet weer
voor een eindeloos lange tijd verliezen wil.
Daarom geniet elke ontvanger van goddelijke boodschappen ook de bijzondere
bescherming van God, opdat zijn opdracht volbracht kan worden, opdat het
licht der waarheid de aarde kan verlichten in een tijd van diepe geestelijke
duisternis. Vooral, opdat de korte tijd die de mensen nog rest tot het
einde, ten volle wordt benut.
Amen |