BD.5843
2 januari 1954
Kracht van het geloof - Ziekengenezing - Wonderen
Met onvermoede kracht zult u kunnen werken als u in diep geloof
Mij aanroept u te helpen, doch de liefde moet aanleiding zijn deze, mijn
kracht, te vragen. Uw geloof moet zo sterk zijn dat u geen seconde twijfelt,
als de gedachte in u opkomt een noodlijdende te hulp te komen.
U moet dan in mijn naam werken en u wordt daartoe door mijn geest aangespoord.
Geloof dus niet dat u bij uw doen zich iets aanmatigt wat niet volgens mijn wil is, maar, waar u zich toe gedrongen voelt, voer dat ook uit zonder
te twijfelen - want het zal u dan gelukken. Ik heb u toch mijn kracht
beloofd als u een sterk geloof bezit! En Ik wil dat in de laatste tijd
voor het einde uw medemensen overtuigd zullen worden van de kracht van
het geloof, dus zal Ik u ook niet beschaamd doen staan als u Mij en tegelijkertijd
uw medemensen wilt dienen.
Ik zal echter nooit mijn zegen geven aan daden van zelfzucht, vernietiging
of liefdeloosheid. Begrijp dat liefde dus de drijfveer moet zijn, ze moet
u er toe aansporen mijn kracht te vragen - nooit haat of vergeldingsdrang,
alleen de liefde geeft mijn geest aanleiding om werkzaam te zijn. Alleen
door liefde verbindt u zich met Mij, zodat u nu ook mijn kracht deelachtig
wordt. En deze liefde laat ook uw geloof zo levendig worden dat u
voortaan aan het slagen van datgene gelooft wat u wilt volbrengen.
Zo zijn ook vele ziekengenezingen die in mijn naam bewerkstelligd worden
te verklaren. Want word Ikzelf om hulp aangeroepen, dan wordt er een beroep
gedaan op mijn belofte: Bid en u zal gegeven worden, klop en u zal worden
open gedaan. Wie nu de Heelmeester in vol geloof aan de waarheid van mijn
woord in zijn hart sluit, die zal gezond worden, want die heeft zich geheel
aan Mij toevertrouwd en Ik ben dan waarlijk met mijn kracht bij hem. Hij
kan dan genezen omdat hij zich onbeperkt van mijn kracht kan bedienen.
Diep gelovige mensen kunnen daarom op aarde werken tot zegen van hun medemensen.
En zij mogen dat doen zodra zij daar een levendige getuigenis van mijn
naam aan verbinden. Zodra mijn naam daardoor verheerlijkt wordt, zodra
het geschiedt om de mensen die naar Mij op weg zijn, te helpen om zonder
twijfel vast te geloven, maar niet om ongelovige mensen tot geloven te
dwingen.
Een totaal ongeloof is een hindernis voor het werken van mijn geest. Daarom
wordt iemand die mijn naam belijdt door mijn geest ervan teruggehouden
voor de ogen van een ongelovige wonderen te verrichten. Of, als hulp levensnoodzakelijk
is, zal de hulp van dien aard zijn dat de ongelovige er een natuurlijke
verklaring voor vindt waarop hij de genezing baseert.
Doch in de eindtijd zullen nog vele zwakken gewonnen worden, wier weerstand
al gebroken kan worden door de kracht van het geloof van de mijnen. Daarom
zullen er in de eindtijd in mijn naam veel wonderen worden verricht, opdat
zij die nog zwak van geloof zijn zich daar door sterken, opdat nu ook
zij overtuigd kunnen geloven en dan ook standhouden in de laatste strijd
op deze aarde.
Amen |