BD.5801
4 november 1953
De waardeloosheid van aardse kennis in het hiernamaals
Waardeer kennis die alleen maar aards is niet te hoog, want
in de eeuwigheid kunt u er niets mee beginnen. Ze kan u wel voor de duur
van uw aardse leven van nut zijn, maar als u ze niet gebruikt om u een
geestelijk weten te verschaffen, doordat u door aardse kennis het inzicht
verkrijgt dat u een schepsel van God bent en dan moeite doet om de volle
waarheid uit God te verwerven, dan zult u er geen voordeel van hebben
wanneer u het geestelijke rijk binnen gaat.
Maar ook het geestelijke weten dat zuiver verstandelijk verkregen werd,
is als aardse kennis te beschouwen, dat dus wel geestelijke problemen
aanstipt maar net als elke andere aardse kennis door studie werd verworven,
met het doel deze in een beroep te gebruiken.
En of u ook het boek der vaderen uit het hoofd leert of u probeert het
goddelijke woord uit te leggen wederom op grond van profetische uitspraken,
of u zin voor zin verstandelijk beheerst, dit alles kan toch niet hoger
gewaardeerd worden dan iedere andere kennis die niet-geestelijke kwesties
tot inhoud heeft. Want tenslotte blijft voor de ziel alleen dat over wat
haar door onzelfzuchtig werken in liefde aan wijsheid is gegeven. Er blijft
voor de ziel alleen dat wat de geest in haar kon overdragen. En dat vereist
geen wereldse studie, geen scherp verstandelijk denken en geen buitengewoon
geheugen, want de geest geeft het haar wanneer zij het nodig heeft.
En wat voor nut heeft u aan een rijkdom die u daarginds niet gebruiken
kunt? Het is alleen maar dode kennis, het geeft u geen klaarheid en op
aarde kunt u nog niet eens de waarheid van die kennis bewijzen zolang
uw geest u niet het juiste inzicht en de oordeelskracht geeft. U moet
er echter zelf deze geest in u om vragen. U moet het hem mogelijk maken
zich tegenover u te uiten. Dan pas zal het helder worden in u en u zult
ook een helder stralend licht verspreiden bij het ingaan in het geestelijke
rijk.
Gezegend is hij die zich door de geest laat onderrichten en gelijktijdig
zijn aardse kennis zoekt te vermeerderen. Hem zal veel geestelijke rijkdom
toevloeien, hem zal ook aardse kennis ontsloten worden zodra zijn streven
op de eerste plaats het winnen van geestelijke goederen geldt.
En deze zal al deze kennis waarlijk zegenrijk gebruiken wanneer zijn aardse
leven is afgesloten. Hij zal alles wat hij bezit kunnen uitdelen in het
geestelijke rijk, want hij zal ook weer leidinggevend en onderwijzend
op die mensen kunnen inwerken die net als hij zoeken en streven in het
verlangen naar God en naar de waarheid.
Amen |