BD.5767
11 september 1953
De grote nood van de zielen in het hiernamaals
Oververgroot is de nood van die zielen in het hiernamaals
die het aan licht ontbreekt. Hun toestand aan u mensen op aarde te beschrijven
zou waarlijk voldoende zijn om uw leven in andere banen te leiden, maar
dan zou het gedaan zijn met uw wilsvrijheid. U zou zich dan gedreven door
de vrees voor hetzelfde lot op een andere levenswandel toeleggen, dus
wel dat doen wat van u gevraagd wordt - maar niet uit uzelf, uit vrije
wil, daartoe aangespoord. Toch moet u het lot van de zielen kennen, het
moet u worden overgebracht en het staat u dan nog steeds vrij te geloven,
en er uw eigen conclusies uit te trekken.
Deze zielen hebben bij het binnengaan in het rijk hierna, alles waar hun
hart aan hing op aarde, verloren. Zij bezitten niets meer, want alleen
dat wat geestelijk werd verworven kunnen zij meenemen, en daar hebben
zij het meeste gebrek aan. Zij zijn door totale duisternis omringd omdat
zij een leven zonder God leidden en daardoor geheel krachteloos, maar
niet gevoelloos zijn. Voor hen betekent hun omgeving nu een verschrikking
en ellende, en deze kwellingen en verschrikkingen zal ook die ziel ondergaan
die op aarde alles zonder vrees en vastberaden uitvoerde wat haar nu in
de duisternis deed storten. Het zijn pijnen van onbeschrijfelijke aard,
die nu in de ziel of het verlangen opwekken deze toestand te ontvluchten,
of alleen maar alle slechte neigingen te versterken en ook in dat rijk
bevrediging te zoeken - wat een totaal ten prooi vallen aan de krachten
van de duisternis betekent.
Maar ook die zielen die niet in mondigheid het aardse leven verlaten hebben,
wier leven echter zonder liefde was en onverschillig ten opzichte van
al het geestelijke, zijn in buitengewoon benauwende omstandigheden. Want
ook hen kwelt de duisternis onuitsprekelijk,die wel somtijds voor een
schemerige toestand wijkt, als de ziel nog niet geheel verhard is, zodat
ook zij naar licht verlangt - want alleen het verlangen kan haar dat licht
laten bereiken. Al deze zielen ontbreekt echter de kracht om het goede
te willen, en er kan hun volgens de wet van eeuwigheid geen hulp worden
gebracht als zij deze zelf niet begeren.
Wel is het werk van Gods barmhartigheid niet ten einde als de ziel het
aardse lichaam verlaat, maar wat zij op aarde niet heeft benut terwijl
zij het in overvloed bezat, moet zij zich in het hiernamaals eerst verwerven
- en zij is daar vaak te zwak voor. Stelt u zich altijd maar uiterst verzwakte
en hulpeloze wezens voor die onuitsprekelijk lijden en die op hulp zijn
aangewezen, om van hun lijden bevrijd te worden. En als u een blik kon
werpen op hun nood, dan zou u met erbarmen vervuld worden.
Iedereen heeft daarboven zielen van wie hij niet weet in welke toestand
zij het geestelijke rijk zijn binnengegaan. U allen hebt mensen die u
na stonden door de dood verloren, denk tenminste aan die zielen met wie
u nauwe banden had en help hen. Want zelfs het kleinste verlossingswerk
aan zulke zielen volbracht, heeft een verdere verlossing ten gevolge en
u heeft daar dan veel toe bijgedragen.
En u kunt hen alleen helpen door liefdevolle gedachten en gebed, en door
ten gunste van deze zielen te bidden. Het zal hen weliswaar niet uit hun
kwelling bevrijden, maar hun toch kracht doen toekomen door middel waarvan
dan de ziel haar wil verandert en op het licht kan aansturen.
Zij kan niet tegen haar wil in uit haar ellendige staat verlost worden.
Om echter het goede te kunnen willen is uw voorspraak nodig, een gebed,
dat haar in liefde geschonken wordt zodra zij zich in uw gedachten dringt. Want
u moet weten dat die ziel u om hulp smeekt als zij zich in uw gedachten
mengt. En dat die zielen die op uw hulp hopen u voortdurend omringen,
en dat u de gedachten aan gestorvenen niet uit onwil terug mag dringen,
als u hun kwellingen niet nog verergeren wilt.
Om u en uw vrije wil niet te benadelen blijft het lot van deze zielen
u verborgen. Het zijn twee werelden waar u en de gestorven zielen zich
in bevinden. Er is een grens getrokken en een blik in hun wereld is u
ontzegd. Maar toch bestaat ze en u kunt hun uit uw wereld veel liefde
toezenden, die zijn uitwerking heeft op een zodanige manier en van zo'n
grote omvang is, dat talloze zielen hun toestand kunnen ontvluchten. Denk
vaak aan deze arme zielen en schenk aandacht aan hun nood. Want wat u
voor hen doet in medelijdende liefde zal u rijk vergolden worden, doordat
u op aarde reeds geestelijke hulp ten deel valt door al die zielen die
uit de duisternis al tot het licht kwamen.
Amen |