Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.5456
4 augustus 1952

De alleen zaligmakende kerk

Er bestaat geen "alleen zaligmakende kerk", als daar een wereldlijke organisatie mee bedoeld is. Wie echter tot de kerk behoort, die door Mij op de aarde gesticht is, die zal zalig worden. Want het garandeert hem al de eeuwige zaligheid, dat hij lid is van mijn kerk, dat hij dus in het geloof leeft dat door de liefde tot een levend geloof is geworden. Niet de "kerk" verzekert de mens de zaligheid, maar het geloof en de liefde. En die kunnen nog wel geheel ontbreken, ondanks het behoren tot een kerk die door mensen in het leven werd geroepen, en als de alleen zaligmakende kerk door Mij zou zijn gesticht. Wel kunnen er uit iedere kerkelijke gemeenschap of geestesrichting ware leden van mijn kerk voortkomen, want alleen het geloof en de liefde zijn daarvoor doorslaggevend. Maar nooit kan een mens tot mijn kerk behoren die niet de kenmerken ervan bezit: het werken van mijn geest dat het geloof en de liefde als grondslag heeft.

Mijn rijk is niet van deze wereld. Deze woorden van Mij waren wel tot de mensen van deze wereld gericht maar hadden een geestelijke betekenis, want zij moesten mijn geestelijk rijk helpen vestigen. Ze waren gegeven met het oog op het rijk dat buiten deze wereld bestaat en in eeuwigheid niet vergaat. Dat, wat Ik van de mensen vroeg, moest hun een eeuwig leven in het geestelijke rijk verzekeren. Mijn geboden moesten wel op de aarde worden nagekomen, maar niet door wereldlijke handelingen waarbij de ziel niet betrokken hoefde te zijn - integendeel, de ziel moet mijn wil vervullen. De ziel alleen moet haar omvorming teweeg brengen. En als zij daar oprecht naar streeft is zij "reeds een lid van mijn kerk". Want dan heeft de mens ook het juiste geloof en wat hem innerlijk aanspoort zich ijverig in te spannen, dat is mijn geest, mijn stem, die hij verneemt en hij is er op gericht hieraan gevolg te geven. En dit werken van de geest bewijst, dat hij tot mijn kerk behoort, wat hem dan ook zalig maakt.

Ik bracht de mensen het zuivere evangelie. Ik gaf hen opheldering over alles wat nodig is om mijn rijk, dat echter niet van deze wereld is, te kunnen binnengaan. Ik leerde hen liefde te beoefenen en gaf hen daarmee de weg aan die omhoog voert in het rijk van de hemelse vreugde. Ik verzamelde allen om Mij heen, die tot dan toe onjuist onderricht waren. Dus was Ik ook hun prediker, die Zijn kerk introduceerde en haar zaligmakende werking aan de mensen wilde doen toekomen die Hem aanhoorden. Ik stichtte dus de ware kerk toen Ik op aarde was en nam allen daarin op: Joden, heidenen, tollenaars en zondaars. En die in Mij geloofden, mijn leer aannamen en er ook naar leefden, die zond Ik na mijn dood ook mijn geest - het kenteken van mijn kerk - die door de poorten der hel niet overwonnen kan worden. Waar echter is het werken van de geest in de kerk die zich "de alleen zaligmakende" noemt? Wel kan ook daar mijn geest waaien, maar dan moet de verbinding met mijn kerk zijn voorafgegaan. Want Ik alleen giet mijn geest uit maar Ik doe dat altijd alleen alleen daar waar aan de voorwaarden wordt voldaan die het inwerken van mijn geest als gevolg hebben. Daar zal ook de "ware kerk van Christus" te herkennen zijn. En wat er ook tegen de mensen die bij haar behoren ondernomen wordt, zij zullen niet overwonnen of verdrongen kunnen worden - al staat zelfs de hel tegen hen op. Ze is onoverwinnelijk omdat ze mijn werk is, omdat ze alleen de geestelijke kerk is die tot zaligheid voert. Omdat er in haar ook geen schijnchristenen kunnen zijn, want die sluiten zichzelf uit van de gemeenschap der gelovigen en kunnen daarom ook geen ware belijders van Christus en gelovige verdedigers van mijn naam zijn, als zij op de proef worden gesteld.

En deze beproeving van het geloof zal van de mensen gevraagd worden; zij wordt van allen gevergd die zich gelovig noemen en dan zal het blijken wie tot de ware kerk - de kerk die Ik zelf gesticht heb - behoort. Dan zal blijken waar mijn geest werkzaam is en welke kracht Hij zal geven aan hen, die ter wille van mijn naam aangevallen worden. Die Mij echter met blijdschap voor de wereld belijden, als de beslissing van hen gevraagd wordt. Dan zal blijken hoe weinig de kerk die zich de "alleen zaligmakende" noemt nakomt van wat ze belooft. Hoe allen, die wel tot haar, maar niet tot mijn kerk behoren, af zullen vallen. Zij zullen dan hun hulpeloosheid beseffen, maar door gebrek aan het licht van de liefde zullen ze toch de waarde van de kerk, die op een levend geloof gegrondvest is, die de sterkte heeft van de rots Petrus, niet inzien. Want ieder woord van Mij was en is geestelijk uit te leggen en kan ook alleen dan begrepen worden als mijn geest in een mens kan werken. Maar dan is ook zijn geloof levend en hij streeft alleen nog naar het rijk dat niet van deze wereld is.

Amen