BD.5433
9 juli 1952
Het voortijdig weggeroepen worden
Ik moet nog uitermate barmhartig zijn en vele genaden schenken,
om de mensen voor de laatste val te behoeden. Ik moet veel mensen voortijdig
wegroepen en vele in ongewone nood naderkomen, daar zij anders aan diegene
zouden zijn overgeleverd, die hen wil verderven. Er zal een groot weeklagen
zijn op de aarde, want de nog levende mensen weten niet, dat het een daad
van genade mijnerzijds is, wanneer Ik het leven van diegenen beëindig,
die ze beklagen. Ze weten niet dat ze Mij zouden moeten danken, omdat
Ik in erbarmende liefde bij hen een werk van liefde doe. Ze weten niet,
dat de tijd spoedig ten einde is, die hen zelf nog is verleend.
Maar Ik ken elk menselijk streven. Ik weet waar nog de mogelijkheid bestaat
in het rijk hierna rijp te worden, maar wat dan op aarde niet meer mogelijk
zou zijn. Integendeel, er zou met zekerheid een val in de diepte plaats
hebben, wanneer Ik die mensen in leven liet. Geloof het, u mensen, dat
Ik met liefde en geduld me om uw zielen bekommer. Geloof het, dat Ik niet
verdoem, maar daarentegen tracht te redden tot aan het einde en dat Ik
erg goed weet welk mens in gevaar is verloren te gaan, wanneer Ik hem
niet het laatste noodanker toewerp: de lichamelijke dood, om in het geestelijke
rijk nog te kunnen ontwaken ten leven. Mijn liefde houdt nooit op en hoe
groter de geestelijke nood van mijn kinderen op aarde is, des te meer
wordt mijn liefde en barmhartigheid zichtbaar, ook wanneer u, mensen,
dit niet beseft.
Ik wil uw ondergang niet, Ik wil uw vooruitgang. Ik wil niet, dat u in
duisternis wegzinkt, maar Ik wil, dat u stralende hoogten binnengaat en
wat Ik nog kan doen voor u en uw eeuwig leven, dat doe Ik waarlijk in
de tijd tot aan het einde, ofschoon het u als wreedheid voorkomt, omdat
u niet op de hoogte bent van de diepte van mijn liefde, die al mijn schepselen
omvat. Ik laat u niet zonder strijd over aan mijn tegenstander, maar alleen
met liefde kan Ik tegen hem optreden en dus ook uit liefde u wegroepen,
wanneer u op aarde alleen nog de dood hebt te verwachten, de geestelijke
dood, die zo verschrikkelijk is, dat het Mij medelijden inboezemt en Ik
u daarvoor behoeden wil.
Mijn genade en barmhartigheid zult u, mensen, kunnen ondervinden tot aan
het einde, maar waar Ik echte duivels tegemoet treed, wordt ook deze genade
en barmhartigheid van Mij afgewezen en dan scheppen ze zichzelf hun lot,
want als Ik deze mensen voortijdig wegroep, zou er voor hen ook in het
geestelijke rijk geen vooruitgang mogelijk zijn, omdat ze ononderbroken
op de diepte afstevenen en eenmaal toch weer de weg zouden moeten gaan
van verbanning, de weg door de harde materie, die steeds de verblijfplaats
zal zijn van het geestelijke, dat geheel verhard is en eindeloos lange
tijd nodig heeft tot zijn weerstand is gebroken en het weer streven kan
opwaarts te gaan. Dit is onherroepelijk het lot van hen, die op aarde
falen en daarom wil mijn barmhartigheid en genade u, mensen, nog proberen
te behoeden voor dit lot. Daarom zal er nog veel leed en nood over de
aarde gaan, voor het einde is gekomen.
Amen |