BD.5353
6 april 1952
Geloofsarmoede
Hoe arm zijn de mensen die geen geloof hebben, die niet geloven
aan een God als Schepper en Vader van eeuwigheid - die in Jezus Christus
het verlossingswerk volbracht, om Zijn schepselen te bevrijden van een
onwaardige keten, die zij zich door eigen schuld lieten aanleggen.
Hoe arm zijn de mensen die zonder geloof door het leven gaan, want zij
bezitten niets dan vergankelijke goederen die hun door het lot waren toebedeeld
om hun aardse levensopdracht te kunnen vervullen en die voor hen nu het
voornaamste zijn, die zij ijverig trachten te vermeerderen in plaats van
de materie te overwinnen. Een juist geloof zou hun leven een andere inhoud
geven, want zij zouden bezig zijn voor de eeuwigheid voor het leven van
de ziel na de dood. Zonder geloof echter is al hun denken alleen op het
aardse leven gericht - het is een toestand van aanhoudende zorg voor het
vergankelijke.
De mensen werken daarom voor de dood - niet voor het leven. Zij zijn reeds arm op aarde, maar ze gaan nog armer het geestelijke rijk
binnen waaraan ze op aarde niet wilden geloven. Zij komen naakt en armzalig
in het hiernamaals aan, en onmetelijke smarten en duisternis is hun lot.
Maar zij hebben zichzelf dat lot geschapen, want zij zijn op aarde niet
zonder 'n weten geweest over God als Schepper en Vader - over Jezus Christus
als Verlosser. Zij namen de leringen daarover niet aan - wat zij wel gekund
hadden als zij maar gewillig geweest waren opheldering over hun aardse
levensdoel te verkrijgen, want deze wil is het fundament van het geloof.
De mens moet slechts willen geloven, dan zal hij ook kunnen geloven. Het
weten over God wordt ieder mens eens bijgebracht. En denkt hij maar na
over wat de aanleiding en het doel mag zijn van zijn aardse bestaan, dan
helpt God hem ook zeker het ware inzicht te verkrijgen, want dan is de
wil klaarblijkelijk van zins vast te staan in de waarheid.
Ieder mens weet dat hij geen tegenbewijzen kan leveren, en daarom zich
ook niet mag aanmatigen af te wijzen wat hem over God en Zijn verlossingswerk,
Zijn onbegrensde Macht, Wijsheid en Liefde verkondigd wordt. En daarom
moet hij trachten opheldering te verkrijgen, en door dit pogen zal hij
beloond worden, omdat God zelf degene aanneemt die zijn gedachten al vragend
in de oneindigheid zendt. Deze zal kunnen geloven en een onmetelijke rijkdom
verwerven door zijn geloof, terwijl de mens zonder geloof nog dat verliezen
zal wat hij aards bezit. Hij is in de ware zin van het woord arm - want
niets geeft hem hoop en vertrouwen, niets geeft hem kracht als hij in
moeilijkheden verkeert - als hij niet aan God als een Vader, aan Jezus
Christus als zijn Verlosser geloven kan, naar wie hij moet streven om
voor eeuwig zalig te zijn.
Amen |