BD.5240
25 oktober 1951
Uiting van de goddelijke geest - Satan als lichtengel
"Ik ben altijd met u tot aan het einde der wereld".
Deze woorden van Mij moeten een bevestiging voor u zijn dat Ik overal
daar onder u ben waar u Mij bij u laat verblijven. Ofschoon Ik niet zichtbaar
bij u ben, is toch mijn geest steeds uw begeleider. Maar u zelf opent
hem de deur of u houdt ze gesloten, maar dan kunt u ook niet zeggen dat
Ik steeds bij u ben.
U allen zou Mij wel bij u kunnen laten zijn als u Mij tot u zou trekken
door uw liefde. Ja, u zou zelfs door een verhoogde graad van liefde mijn
beeld in u kunnen aanschouwen. Maar hoe weinigen verlangen naar Mij en
bereiden Mij daardoor een woning, hoe weinigen vormen hun hart zo dat
zij Mij daarin kunnen opnemen. Desondanks benader Ik ook hen die geen
verlangen naar Mij hebben. Ik kom hen tegemoet in het woord omdat mijn
woord alleen in hen de liefde op kan wekken als zij het aanhoren - in
het hart overwegen en dan er ook naar werkzaam zijn.
Deze weg tot Mij is niet moeilijk en toch voert hij zeker tot het doel mijn tegenwoordigheid te ervaren, zodat iedereen zou kunnen zeggen: De
Heer is alle dagen bij mij. Voorwaarde is echter een diep geloof om van mijn tegenwoordigheid overtuigd te zijn, en dat geloof kan alleen door
de liefde verkregen worden. Dus, het belangrijkste is de liefde. Zonder
liefde kan er nooit een verbinding met Mij tot stand worden gebracht,
zonder liefde is alles 'n leugen wat mijn tegenwoordigheid geloofwaardig
moet maken. Daarom ziet u allen dat geen mens zich Mij bewust kan worden
die zonder liefde is, daarentegen heeft ieder die in de liefde leeft Mij
ook als een vaste begeleider naast zich.
Mijn tegenwoordigheid zal zich echter ook altijd op de een of andere wijze
kenbaar maken. Of, door een heel sterk geloof, of door geestesgaven van
de meest uiteenlopende aard, door het doen van bekeringswerk, door het
horen van mijn stem in waak toestand of door hulpverleningen die een buitengewone
kracht vereisen. Steeds en voortdurend werkt dan mijn geest die het zichtbare
teken is van mijn tegenwoordigheid - dat niet ontkend kan worden bij die
mensen die onzelfzuchtig werkzaam zijn in liefde. Richt daarom uw aandacht
op die mensen die zich voor mijn dienaren uitgeven en kijk hoe het met
de liefde tot Mij en de naaste gesteld is, dan zult u ook weten hoe u
hun geestelijke uitspraken moet beoordelen.
De juiste liefde waarborgt u echter ook mijn bescherming tegen onreine
geestelijke krachten, die zich wel steeds aan u, mensen opdringen, die
echter door uw wezen - uw wil de waarheid te kennen en uw streven "lief
te hebben", steeds worden afgeweerd omdat zij dan in zekere zin mijn
tegenwoordigheid bespeuren en daarom van u moeten wijken. Evenwel zullen
zij zich soms toch toegang verschaffen, wanneer de mens zichzelf niet
onder strenge tucht houdt dat wil zeggen: als hij door de geringste liefdeloosheid
hun dat recht over zich toekent. Want de liefdeloosheid personifieert
hem die zonder enige liefde is, die echter ook daar macht heeft waar ze
hem verleend wordt. Daarom is steeds de liefde alleen een waarborg voor mijn tegenwoordigheid - en deze liefde te beproeven is u allen toegestaan
als u zich overtuigen wilt van de waarheid van dat wat als geestelijk
goed door de mensen wordt uitgedragen.
Ik kom waarlijk alleen tot u met goede gaven. Ik zal u niets aanbieden
waaraan uw hart zich kan ergeren. Want Ik ben een God van liefde en een
trouwe Vader voor mijn kinderen. En wanneer Ik tot u spreek, kunt u ook
de stem van uw Vader herkennen en behoeft u niet te vrezen het slachtoffer
van een illusie te zijn als mijn vaderlijke woorden uw hart treffen.
Maar evenzo moet u net als kinderen op Mij toekomen, u moet vol van liefde
tot Mij komen - daar u Mij anders niet vernemen kunt. Zonder liefde zult
u veel eerder ten offer vallen aan mijn tegenstander die u met valse woorden
winnen wil, die u misleidt als engel des lichts, als hij daar succes mee
kan behalen.
De liefde is en blijft dus altijd doorslaggevend. Mijn tegenstander kan
daarom nooit een liefdevol mens benaderen daar Ik dan zelf tussen hem
en de tegenstander sta, omdat Ik zelf toch de liefde ben. Een goed en
liefdevol mens kan daarom ook niet door mijn tegenstander misleid worden.
Maar te allen tijde kan mijn tegenstander die mensen benaderen die in
hun binnenste de liefde missen, die nog te zeer in eigenliefde leven,
die nog willen uitgaan naar de wereld en daarom op de voorgrond treden
omdat hun nog de ware ootmoed ontbreekt.
Ik ken de mensenharten en Ik houd mijzelf afzijdig van hen die nog zonder
liefde zijn. Maar mijn kinderen maak Ik gelukkig met mijn aanwezigheid.
Zij kunnen er altijd zeker van zijn dat hun liefde Mij steeds tot hen
zal trekken, dat ze zich dan aan Mij kunnen toevertrouwen. Dat Ik mijn
intrek bij hen neem en ook bij hen zal blijven omdat liefde, liefde aantrekt
en zich er onverbrekelijk mee verenigt.
Amen |