BD.5181
31 juli 1951
Overtreding tegen de goddelijke ordening - Zonde - Bekentenis
- Vergeving
De kleinste overtreding tegen de goddelijke ordening doet
zich gevoelen als verlies van kracht volgens de goddelijke wet dat, wat
zich geheel bevindt in de ordening van God, vervuld is met kracht en die
diegene kwijtraakt die Zijn wet van ordening niet in acht neemt. Want
dit laatste is een negatief streven dat ook zijn gevolgen moet hebben
die daaraan beantwoorden. Een overtreding tegen de goddelijke ordening
kan echter alleen dat worden genoemd, wat geheel bewust wordt uitgevoerd,
door middel van gedachten of handelingen, die dus wordt ingezien als zijnde tegen
God. Dus kan "zonde" ook alleen dat worden genoemd wat wordt
gedaan in het volle bewustzijn een onrecht te begaan, dus moet de mens
op de hoogte zijn van recht en onrecht en datgene vrij doen wat hij inziet
dat onrecht is, om een zonde te hebben begaan.
Deze definitie is belangrijk, omdat bij zondevergeving een diep berouw
hoort, dat alleen maar kan worden gevoeld, wanneer de mens zijn zonde
inziet en een onbekendheid met de schuld van een begane overtreding tegen
de goddelijke ordening, hem niet als zonde wordt aangerekend. Daarom is
de schuldbekentenis absoluut noodzakelijk als de mens vergiffenis wil
krijgen, en deze schuld bekentenis moet verbonden zijn met het diepste
berouw, ze moet dus uit het hart komen, niet slechts met de mond worden
uitgesproken, omdat er anders geen vergeving kan worden verkregen.
Dus aan vergrijpen die niet strijdig zijn met de goddelijke ordening,
maar die door mensen tot zonde worden bestempeld op grond van door mensen
uitgevaardigde wetten, kunnen wel van de kant van de mensen straffen worden
opgelegd, maar ze behoren niet tot de zonden waarvoor vergiffenis door
God moet worden afgebeden, omdat God zelf ze niet als zonde beschouwt
en ook nooit een mens als zonde zal aanrekenen. Want een overtreding tegen
de goddelijke ordening bestaat altijd alleen daarin, dat de mens zondigt
tegen de liefde tot God en de naaste.
Alles wat uit liefde voor God en de naaste wordt gedaan, kan nooit in
strijd zijn met de goddelijke ordening, zoals omgekeerd alles wat tegen
het gebod van de liefde in wordt gedaan, niet in goddelijke ordening kan
verkeren, omdat de liefde de grondwet is en daar de goddelijke ordening
op is gebaseerd. Leg daar dus steeds de maatstaf aan, als het begrip "zonde"
voor u onduidelijk is.
Een zonde moet worden goedgemaakt, wanneer de mens geen vergeving ten
deel valt, maar daarom moet ze als zonde worden ingezien en verafschuwd,
om de vergeving ervan te verkrijgen, en daarom moet de mens ook weten
wat onder zonde is te verstaan, hij moet weten, of en wanneer hij de liefde
tot God heeft overtreden,. of en wanneer hij tegen de naaste heeft gezondigd.
En deze zonden moet hij naar Jezus Christus dragen en Hem innig vragen
dat ze hem worden vergeven, ter wille van Zijn bloed. Dan zal hij worden
vergeven, dan zal hij vrij worden van zijn schuld.
Amen |