BD.5068
21 februari 1951
Liefde beoefenen, de enige opdracht op aarde
Er is maar één weg naar Mij, die u zult moeten
gaan, daar anders mijn rijk voor u gesloten blijft, daar anders de weg
in de diepte voert. Het is de weg van de liefde, die onvoorwaardelijk
moet worden begaan, omdat hij de enige weg is die naar Mij voert. De weg
van de liefde te gaan betekent: een verandering van wezen bij zichzelf
voltrekken, omdat bij het begin van de belichaming als mens de eigenliefde
overheerst, die de mens moet afleggen, wil de ware liefde, die hem als
goddelijk schepsel kenmerkt, in hem tot ontplooiing komen.
De onbaatzuchtige naastenliefde is het, die in u deze verandering van
wezen voltrekt en die dus steeds beoefend moet worden als u dichter bij
Mij wilt komen en in mijn rijk wilt worden opgenomen, waar hoogste gelukzaligheid
uw bestemming is. Liefde te beoefenen is dus de taak die u werd gegeven
gedurende de tijd van uw aardse bestaan. Steeds maar onbaatzuchtig werkzaam
te zijn in liefde, te geven, te helpen en zo voortdurend wederliefde op
te wekken.
Een verdere opdracht heb Ik u niet gesteld, want als u deze vervult, doet
u alles wat voor het slagen van de laatste beproeving van uw wil op aarde
noodzakelijk is. Want wie de liefde beoefent richt zich op mijzelf en
Ik ben de eeuwige Liefde. Alleen door de liefde herstelt u de verbinding
met Mij, die heel in het begin uw bestemming was. Alleen door de liefde
zult u weer degene worden die u was vanaf het allereerste begin, tot goddelijk
wezen dat volledig beschikt over kracht en licht.
De liefde voor de naaste vraagt wel om een zekere zelfoverwinning, omdat
de mens moet opofferen wat hij bezit, omdat hij zich moet losmaken van
datgene wat hem zelf lief is om het de naaste, die in nood is, te doen
toekomen. Maar hij wint duizendmaal meer dan hij weggeeft, want met elk
werk van liefde komt hij mijzelf naderbij. Met elk werk van liefde verkleint
hij de afstand tot Mij en met elk werk van liefde ontvangt hij zelf licht
en kracht, de uitstraling van mijn eeuwige liefde. Hij geeft iets aards
weg en ontvangt iets geestelijks terug, tot zijn verkregen rijkdom hem
dan in staat stelt zelf het geestelijke uit te delen en hij nu al als mijn knecht voor Mij werkt, wat steeds eerst diepe liefde voor Mij en
voor de naaste vereist. Zonder liefde zult u niet zalig kunnen worden.
Maar de vonk van de liefde draagt u allen in uw hart en hij kan zeer snel
tot een heldere vlam oplaaien. Dan grijpt hij alles vast en geeft de vlam
steeds nieuwe voeding, zodat ze helder gaat stralen en de weg naar Mij
nu voor iedereen zichtbaar is.
Beoefen de liefde. Ontdoe u van datgene wat de medemens ontbreekt en bedeel
hem naar vermogen, dan zal in u ook het bewustzijn van mijn tegenwoordigheid
ontwaken en dan hebt u wat u weggaf verruild voor iets heerlijks. Uw liefde
heeft mijzelf aangetrokken en de liefde in u laat nu een vereniging toe,
die voordien niet mogelijk was. De liefde brengt de aaneensluiting tot
stand met de eeuwige Liefde, die steeds de hoogste gelukzaligheid tot
gevolg heeft.
Amen |