BD.4368
8 juli 1948
De verandering van de aarde - Omvorming - Ontbinding
U moet steeds bedenken dat geen ding wat tot deze aarde behoort,
blijvend is, en dat daarom ook de aarde zelf onbestendig is. Dat zij veranderen
moet, wil zij zich niet geheel oplossen in haar vroegere oersubstantie.
Het laatstgenoemde zal plaatsvinden na een eindeloos lange tijd, maar
een verandering van de aarde is op handen. Evenals al het aardse materiële
zijn opwaartse ontwikkeling doormaakt op een manier dat een bestaande
vorm zich oplost om in een nieuwe vorm weer te ontstaan, evenzo is de
aarde ook aan zo'n periodieke verandering onderworpen. De gezamenlijke
scheppingen op de aarde gaan een nieuwe periode van ontwikkeling in, want
niet alleen de in iedere schepping gekluisterde geestelijke substanties
streven opwaarts, maar ook de materie zelf maakt deze ontwikkeling door
doordat zij steeds soepeler wordt. Zij neemt als omhulsel het geestelijke
op, dat al weer sneller de vorm ontvluchten kan vanwege zijn rijpheid.
En zo moet ook eenmaal de harde materie die reeds een eindeloos lange
tijd onveranderd bestaat haar ontbinding ondergaan. De ontwikkeling moet
in zachtere materie voortgang vinden. Nieuwe harde materie moet geschapen
worden als verblijfplaats voor dat geestelijke, dat in het stadium van
erkenning (als mens) gefaald heeft, en zich in het kamp van Gods tegenstander
begeven heeft.
Zulke totale veranderingen van de uiterlijke vormen komen alleen in bepaalde
tijdperken voor. Daarom kunnen de mensen het niet geloven omdat zulk een
verandering zo lang geleden voorgevallen is, dat het niet als waarheid
vastgesteld en beweerd kan worden.
Want een ontwikkelingsperiode is eindeloos lang, maar zal toch eenmaal
ten einde lopen. Doch wanneer dat einde te verwachten is kan door mensen
niet bewezen of berekend, maar ook niet betwist worden. Maar God vraagt
ons er in te geloven omdat Hij het zelf door Zijn woord de mensen verkondigd
heeft, en er ook door zieners en profeten steeds weer op gewezen heeft.
Dat de ondergang van de aarde, dat wil zeggen: haar totale omvorming alleen een
zaak van geloof is heeft zijn reden daarin dat de mens in volledige wilsvrijheid
de verandering van zijn ziel volbrengen moet. Deze vrijheid van wil zou
echter direct belemmerd worden, wanneer men de tijd van het einde zou
kunnen berekenen. Daarom is de afstand in tijd van begin tot het einde
van een aardeperiode zo groot, omdat de mens beslissen moet aan zo'n einde
te geloven of het totaal af te wijzen, opdat er geen dwang op hem wordt
uitgeoefend.
Maar zodra hij nadenkt en al het komen en vergaan in de gehele schepping
gadeslaat, ziet hij het oplossen en omvormen zich vaak herhalen, zo dat
hij ook het scheppingswerk "aarde" zulk een verandering kan
toekennen en het hem dan gemakkelijker valt aan het einde te geloven.
Maar wanneer, dat wordt hem niet uitgelegd omdat het weten daarvan nadelig
zou zijn voor de ziel.
Maar God verkondigt een spoedig einde van deze aarde, dus is die mens
er goed aan toe die Zijn woord gelooft en zich daarop voorbereidt. Want
hem zal die dag niet verrassen en de gedachte aan het einde zal voor hem
heus niet meer schrikaanjagend zijn. Vooral met het oog op het zalige
lot dat God de zijnen heeft beloofd, na de omvorming van deze aarde.
Amen |