Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.4031
27 april 1947

Het tot overeenstemming komen van de ziel en het lichaam met de geest

Wat u in staat bent te horen door middel van de innerlijke stem, is belangrijk voor ziel en lichaam en moet dus door beide in acht worden genomen. Dat wil zeggen: de ziel - het denken, voelen en willen van de mens - moet daardoor worden aangespoord en ook het lichaam moet worden overgehaald, gevolg te geven aan datgene wat de ziel nu denkt, voelt en wil. Het lichaam kan ondanks wat de ziel voorstelt toch weerstand bieden. De mens kan, ofschoon hij innerlijk ervan overtuigd is anders te moeten handelen, toch uitvoeren wat weliswaar bevorderlijk is voor het lichaam, maar schadelijk voor de ziel. Dan is het inzien van het juiste wel voorhanden, maar de wil te zwak om het in daden om te zetten. De wil hoort weliswaar bij de ziel, maar de wil is doorslaggevend voor het doen van het lichaam.

Is de wil nu sterk genoeg, dan brengt hij het lichaam ertoe handelingen te verrichten die bevorderlijk zijn voor de ziel. Dan trekt de ziel in zekere zin het lichaam mee in het geestelijke rijk. Ze is niet meer materieel gezind, dat wil zeggen: aardse begeerten hebben niet meer het overwicht, ofschoon de mens nog op aarde leeft en steeds weer de strijd ermee heeft te doorstaan.

Maar de geest in de mens trekt de ziel geweldig aan. En is het haar eenmaal gelukt krachtens haar wil het lichaam af te houden van zijn streven naar de wereld, is het haar eenmaal gelukt lichamelijk verlangen af te zwakken en de ziel goedgunstig te stemmen, dan verwijdert het lichaam zich steeds meer van het aardse. Dat wil zeggen: het vertoeft nog wel in de oude omgeving, doch zijn begeren is alleen maar zwakker geworden en zal tenslotte alleen nog uitgaan naar datgene wat de ziel het overbrengt.

Ook het lichaam zal zijn voldoening vinden in het vertoeven in het geestelijke rijk. En het tot overeenstemming komen van de ziel en het lichaam met de geest kan nu veel gemakkelijker plaatsvinden dan voorheen, waar de ziel nog met het lichaam moest worstelen, dat wil zeggen: waar haar wil nog te zwak was om weerstand te bieden aan de genoegens van de wereld en het streven naar aards goed de overhand hand. Maar deze strijd moet voorafgaan, daar anders de geest in de mens zich geen gehoor kan verschaffen, daar anders de mens ook niet in staat is de fijne stem van de geest te horen.

En daarom komt u mensen voortdurend de dringende aanmaning toe: sla op het wereldse zo weinig mogelijk acht, put uit de Bron van het leven, laat de geest in u spreken die u heel wat meer kan geven dan de wereld u aan vreugden en genoegens geven kan. Richt al uw denken, voelen en willen op het geestelijke rijk, zo vaak als u hiertoe in staat bent. Verricht ook de aardse werkzaamheden met een naar boven gerichte blik. Laat uw gedachten vaak omhoog zweven. Roep God aan en beveel u aan in Zijn liefde en genade. En uw streven zal steeds geestelijker worden. Het aardse zal alleen nog in zoverre indruk op u maken als het voor de instandhouding van het lichaam beslist noodzakelijk is. En uw ziel zal rijp worden aan inzicht. In u zal het licht worden en een hemelse rust zal uw hart binnentrekken, want u hebt de wereld overwonnen.

Amen