BD.3983
22 februari 1947
Aanwezigheid van God bij geestelijke gesprekken
Elk geestelijk gesprek trekt mijn aanwezigheid aan zodra het ernstig wordt gevoerd en dus in de mensen zelf een instemming, maar geen afwijzing te herkennen is. En Ik neem deel aan elk gesprek, doordat Ik de gedachten van ieder afzonderlijk orden in overeenstemming met hun wezen, doordat Ik mijn Geest in hen werkzaam zal laten worden opdat deze hen zal onderrichten van binnen. En daarom krijgen geestelijke gesprekken steeds mijn instemming, zelfs wanneer ze in een sfeer van onenigheid worden gevoerd, wanneer verschillende meningen worden vertegenwoordigd.
En Ik zelf zal dan door de mens spreken die tracht zich aan te passen aan mijn wezen, die zich door de liefde zo heeft gevormd dat hij mijn stem in zich verneemt of hij in staat is duidelijke gedachten uit te spreken die ieder nadenkend mens aannemelijk voorkomen. Want waar geestelijke vragen worden besproken, daar verblijf Ik met grote vreugde. Ze bewijzen immers dat naar de waarheid wordt gezocht en dat Ik zelf in het middelpunt van elk geestelijk onderhoud sta. Bijgevolg tracht Ik hun de waarheid te doen toekomen, hun gedachten ordenend en zo sturend dat ze de juiste richting inslaan en de mensen volledige duidelijkheid geven.
Maar het verlangen naar de waarheid moet aanwezig zijn, er mag niet alleen gestreden worden om eigen meningen door te drukken, integendeel ter wille van de waarheid zelf, omdat dan mijn aanwezigheid is gegarandeerd, zoals Ik Me echter beslist afzijdig houd als alleen aardse interesses aanleiding van een geestelijk onderhoud zijn, waar dus in het tegenovergestelde geval debatten worden gevoerd met het uiteindelijke doel Mij te verdringen, het geloof aan het wankelen te brengen en de mensen het bewijs te leveren dat er geen verbinding is tussen hemel en aarde, tussen de mensen en hun Schepper - waar dus ook om geestelijke zaken wordt gestreden, alleen in de geest van mijn tegenstander. Daar zal ook hij zelf vertoeven en de gedachten van de mensen in verwarring brengen, zodat voor hen elk helder denken verloren gaat, dat ze dus nooit ofte nimmer tot de waarheid kunnen komen. Waar Ik erkend word, daar verblijf Ik. Waar Ik word afgewezen, daar vertoeft mijn tegenstander en in overeenstemming hiermee zijn ook de resultaten van een geestelijk onderhoud.
Maar zegenrijk voor de mensen is het, wanneer ook aan een vijandelijk gevoerd gesprek een Mij toegedane mens deelneemt, die Ik dan kan ondersteunen, door wie Ik zelf Mij kan uiten om de mensen te onderrichten en ze van hun verkeerde gedachten af te brengen. Want dan is mijn aanwezigheid nodig en ook mogelijk, omdat er een opnamevat bereid is, waarin Ik mijn Geest kan laten binnenstromen. Dan zal er een geestelijke strijd plaatsvinden, een strijd van het licht met de duisternis waaraan de mensen deelnemen. En van het verlangen naar de waarheid is het afhankelijk, welke resultaten zo’n onderhoud heeft. Maar Ik zegen allen die hun gedachten laten dwalen in het geestelijke rijk, want alleen dan kunnen ze de waarheid ontvangen, als ze deze ernstig begeren.
Amen |