BD.3773
17 mei 1946
Het ingrijpen van God
Mijn wil zal de menselijke wil doen stuklopen en wat de mensen
nastreven, wordt door mijn ingrijpen verhinderd. Iedere "macht"
zal binnenkort een verzwakking ondervinden omdat zij machteloos is tegenover mijn wil. Ik zal de wereld tonen dat zij Mij niet kan uitschakelen, en
dat Ik het wereldgebeuren in andere banen leid als de mensen zelf daar
niet meer toe in staat zijn.
Ik laat het gebeuren de vrije loop tot duidelijk te zien is welke macht
op aarde veld wint. Maar dan aarzel Ik niet meer en zal deze macht breken
al is het maar voor tijdelijk, opdat deze periode wordt voleindigd. Maar
voor het einde openbaar Ik me nog duidelijk, dat wil zeggen: Ik benader alle mensen
nog eenmaal, Mij aan hen te kennen gevend als onoverwinnelijke kracht
die zich daarom vernietigend uit, omdat nog slechts vrees de mensen kan
aansporen Mij aan te roepen. De vrees voor de dood waaraan zij reddeloos
ten deel zijn gevallen zonder mijn hulp. Want op geen andere manier zijn
hun zinnen meer naar Mij te richten. Iedere aardse macht zal dan in het
niet zinken omdat zij geen weerstand kan bieden aan de krachten der natuur
waardoor Ik spreken zal.
Er zal een plotselinge verandering optreden en alles wat het menselijke
denken bezig hield zal aan het wankelen gebracht worden. En er zullen
nieuwe problemen op te lossen zijn en ook nieuwe noden zullen te voorschijn
komen, zodat het veel kracht zal eisen om de nieuwe levensomstandigheden
meester te worden. Maar dat geschiedt volgens mijn wil omdat Ik medelijden
heb met de mensheid, die in spijt van de grote aardse nood niet de weg
tot Mij gevonden heeft. Die alleen acht slaat op het gebeuren in de wereld,
maar daarin niet het resultaat van een verblind denken en een uiterste
verwijdering van God erkent. Die alle schuld en oorzaak van ellende alleen
in het menselijk willen ziet, maar niet in de eigen geestelijke tekortkoming.
Want die is er de aanleiding van, en ieder mens zou zich ter harte moeten
nemen die te verhelpen.
Daarom zal Ik mijn wil tegenover de mensen stellen opdat zij erkennen,
dat zij aan een andere "macht" zijn overgeleverd. Dat zij
dan misschien die macht hulpzoekend benaderen en dan ook Mij erkennen,
want pas dan kan Ik hen bijstaan met mijn hulp. De mensen hebben dringend
deze hulp nodig, maar zij sluiten zich af van de kracht die zij nodig
hebben. Maar juist om hen gewillig te maken die "kracht" op
te nemen laat Ik die grote nood over hen komen. Een korte tijd nog maar
en u zult Mij vernemen en de waarheid van mijn woorden ervaren. Die mensen
zijn zalig te noemen die geloven voordat Ik hun het bewijs lever. En zalig
die zich ernstig voorbereiden en gestadig "kracht uit Mij" ontvangen,
want zij behoeven de nood niet te vrezen omdat de krachten der natuur
hun geen leed zullen aandoen, want dat is mijn wil.
Amen |