BD.3359
7 december 1944
Vrije wil - Kennis van het goede en kwade - De nieuwe aarde
De menselijke wil is vrij, maar het gebruiken van die wil
vereist een klaar begrip van wat de wil kan en moet nastreven. Om te kunnen
beslissen moet de wil gelegenheid hebben uit twee richtingen te kiezen,
dus moet het voor de mens mogelijk zijn om goed van kwaad te onderscheiden,
anders zou de vrijheid van wil geen zin hebben. Om die reden gaf God de
mens het verstand, daar anders de vrije wil betwijfeld zou kunnen worden.
Het verstand voor zijn eigenlijk werk niet te gebruiken betekent dus ook
de gave van de vrije wil buiten beschouwing te laten. De mens heeft dus
de plicht zijn verstand te gebruiken, omdat hij er zich voor verantwoorden
moet. En daarom is het noodzakelijk over het doel en de betekenis van
het leven na te denken, daar dan alle andere vragen opduiken waarover
nagedacht moet worden om tot een vrije wilsbeslissing te komen.
En dit is voor de geestelijke ontwikkeling beslist noodzakelijk zodat
de innerlijke houding tegenover God, tegenover het goede, een verheldering
zou ervaren, opdat de mens een innige verhouding tot God leert kennen
als doel van het aardse leven zodat de vrije wil bewust naar God streeft
en daardoor met het goede instemt. Hij moet daarom ook de macht van het
kwade weten, en moet het kwade leren kennen om het te kunnen verafschuwen
en dan voor één van beide beslissen. En juist daarom kan
het kwade niet uit de wereld gebannen worden, daar de mens anders deze
vrije wilsbeslissing nooit zou kunnen nemen. Het kwade moet ook speelruimte
hebben waarin het kan uitrazen. Dit is de invloed van Gods tegenstander
op de mensen die hem niet verhinderd wordt omdat hij tegelijkertijd de
goede krachten tot ontplooiing kan brengen en de wil van de mens aangespoord
wordt het goede of het kwade na te streven. Derhalve zijn ook de negatieve
krachten God dienstbaar, want zij helpen tegen hun wil al het geestelijke
dat zijn wil, ten goede gebruikt opwaarts. Maar de negatieve krachten
laten vaak hun invloed gelden buiten hun bevoegdheid, doordat zij proberen
de bezigheid van goede krachten te verhinderen, wat hun door God niet
belet wordt. Zij proberen daardoor voor de mensen de vrije beslissing
tussen het goede en het kwade onmogelijk te maken, doordat zij hun de
kennis van het goede, van God, onthouden - en de wil van de mens proberen
te overweldigen.
En daarom stelt God een einde aan hun activiteiten voor lange tijd. Hij
bindt deze krachten die voor lange tijd de vrijheid van handelen hadden,
maar tegelijkertijd de mensen die nog geen duidelijke beslissing genomen
hebben, of die voor het boze gekozen hebben, hinderen hun vrije wil te
gebruiken.
Alleen zij blijven leven die uit eigen beweging, ondanks de grootste verzoekingen,
voor God beslist hebben. Die dus geen wilsbeproeving meer nodig hebben,
daar zij de zwaarste proef hebben doorstaan. Dus kunnen in het komende
tijdsbestek alleen mensen op aarde wonen die deze wilsbeproeving ondergaan
hebben. Die wisten van de activiteiten van de tegenstander waaraan zij
blootgesteld waren, en ze toch ontvlucht zijn krachtens hun vrije wil.
Alleen dezen hebben dus de rijpheid bereikt die hun veroorlooft een tijd
op aarde te wonen, waarin zij niet beïnvloed worden door de tegenstander
van God. Terwijl de anderen die gefaald hebben de lange weg van ontwikkeling
nogmaals af moeten leggen, tot zij weer het stadium bereiken waarin zij
hun vrijheid van wil gebruiken kunnen. De mensen moeten voortdurend blootgesteld
worden aan het goede en het kwade en daarom zal de aarde net zolang een
slagveld van beide krachten blijven, als het onrijpe geestelijke zich
op haar belichaamt.
De nieuwe aarde zal aanvankelijk alleen door lichtwezens bewoond worden,
dat wil zeggen: door mensen in een staat van hoge geestelijke rijpheid. Zij zullen
ook voortdurend contact hebben met de lichtwezens uit het geestelijke
rijk, want het kwade wordt door de macht en de wil van God verhinderd
de mensen te benaderen. De eerste mensen op de nieuwe aarde behoeven immers
niet meer een proef te ondergaan, en daarom is het niet nodig dat negatieve
krachten zich ophouden in de nabijheid van de aarde. En dat zal te zien
zijn aan de staat van diepe vrede die heerst op de nieuwe aarde. Een toestand
van overeenstemming en een samenleven der mensen in volkomen, harmonie.
Want de liefde regeert, en waar de liefde is kan zich geen wezen ophouden
dat vijandig tegenover God staat.
Maar deze toestand zal niet voor eeuwig zo blijven, want de latere generaties
zullen weer de tegenstander van God macht over zichzelf geven. Zij zullen
gewillig aan zijn verleidingen gehoor geven en zich in dezelfde mate van
God verwijderen, die hun een paradijs bereiden wou op de nieuwe aarde.
En dan zal de strijd tussen licht en duisternis weer opnieuw beginnen
en voortduren tot het einde van een verlossingsperiode, opdat de mensen
vrij beslissen kunnen welke heer zij over zich accepteren willen. En in
de eeuwigheid zal er hun gedaan worden volgens deze vrije wilsbeslissing.
Zij zullen in de duisternis moeten smachten of het "eeuwige Licht"
tegemoet gaan, tot zij zich met het Oerlicht verenigd hebben.
Amen |