BD.3352
30 november en 1 december 1944
Het kindschap Gods - Buitensporig veel leed op aarde
Om het kindschap Gods op aarde te verkrijgen, moet de mens
zich vormen tot liefde en zichzelf daardoor in staat stellen de vereniging
met God al op aarde tot stand te brengen, zodat hij geheel gerijpt in
de lichtsferen van het hiernamaals kan binnengaan als hij van de aarde
weggaat. Hij moet dus door werken van liefde zijn ziel zo gelouterd hebben,
dat God zelf kan wonen in zijn ziel en zijn geest zich met de Vadergeest
verbindt. En dan heeft de mens zijn opgave op aarde helemaal tot een goed
einde gebracht en zijn doel bereikt en als lichtwezen binnen mogen gaan
in het geestelijke rijk, waar het nu schept en werkt.
Maar deze graad van rijpheid vereist een volledig afstand doen van aardse
goederen. Zodra de mens nog aan de materie hangt, is deze versmelting
met de eeuwige Godheid onmogelijk, want het hart is nog niet geheel vrij
van afvalstoffen die bestaan uit begeerten en bijgevolg ook nog niet voorbereid
om de goddelijke geest op te nemen, en dan moet de mens veel leed op zich
nemen om de laatste loutering van de ziel te bewerkstelligen en daarom
zullen ook de uitermate goede en vrome mensen veel leed krijgen opgelegd,
opdat de loutering van de ziel plaats heeft.
Waar een buitengewoon zwaar leed de mensen terneer drukt en er zich toch
een dieper geloof openbaart, daar kan de ziel vóór haar
belichaming een bijzonder moeilijk leven op aarde voor zichzelf hebben
uitgekozen, om het laatste doel: het kindschap Gods, op aarde te bereiken.
Want dit doel moet op aarde worden nagestreefd en bereikt, en altijd zal
het de zwaarste levensvoorwaarden eisen, omdat de ziel geheel rein en
zonder afvalstoffen het rijk hierna moet binnengaan en dit een bijzonder
doeltreffend louteringsproces verlangt. Want steeds is het leed een hulpmiddel
om het geestelijke doel te bereiken. Het moet naar God leiden als de ziel
nog van God is afgekeerd, of het moet de ziel louteren en kristalliseren,
dat ze als 'n geheel rein wezen in de nabijheid van God kan komen - om
nu de meest gelukzalige vereniging met Hem te kunnen binnengaan.
Leed en liefde moeten samenwerken om een mens op aarde te vergeestelijken
en daarom moet de mens die in de liefde leeft, het leed niet vrezen, het
integendeel met overgave op zich nemen, zijn gedachten gericht op het
hoge doel dat hij op aarde kan bereiken, want hij heeft voor zichzelf
zijn weg over de aarde gekozen vanuit het inzicht dat deze hem helpt rijp
te worden tot de hoogste graad, wanneer zijn wil er zich niet tegen verzet.
Doch de verrukkingen van het kindschap Gods wegen duizendvoudig op tegen
al het leed in het leven op aarde. En de tijd op aarde is kort, hij is
als een ogenblik in het tijdsbestek van de eeuwigheid. En zodra de mens
een diep geloof heeft, kan hij ook steeds de kracht van God in ontvangst
nemen om alles te verdragen wat hem is opgelegd, want zijn gebed zal dan
innig op God zijn gericht en God zelf zal hem sterken en hem tot overwinnaar
van zijn leven op aarde maken.
God zelf haalt Zijn kind tot zich als het de proef van het leven op aarde
heeft doorstaan en nu als 'n geheel rein wezen van de aarde scheidt. Maar
steeds zal zijn weg over de aarde gekenmerkt zijn door liefde en leed,
omdat zonder deze twee de ziel niet volledig rein wordt om God in het
hart van de mens op te nemen en deze innige band met God al op aarde moet
plaatsvinden, daar anders de ziel niet standhoudt tegen de verzoekingen
van de wereld, daar anders ook het leed haar niet de volledige loutering
kan opleveren, omdat haar de kracht ontbreekt om dit leed zonder klagen
te dragen en elk morren of het in verzet komen, nog het volledige onderwerpen
aan de wil van God doet ontbreken
Maar de ziel moet één worden met God. Ze moet de innigste
band met Hem hebben, ze moet zelf het leed willen en ook dit als een geschenk
Gods dankbaar in ontvangst nemen vanuit het inzicht dat het de laatste
barrières tussen God en zichzelf neerhaalt en dat alleen een overwinnen
van dit leed hem de hoogste gelukzaligheid oplevert: een kind van God
te worden met alle rechten en plichten.
En dit is het doel van alle mensen op aarde, maar slechts weinige bereiken
het. Slechts weinige zijn door de liefde zo innig met God verbonden dat
ze ook in het leed Zijn overgrote vaderliefde onderkennen, die hun het
meest gelukzalige lot zou willen bereiden in de eeuwigheid. Hun lot op
aarde is niet benijdenswaardig, maar in het rijk hierna staan ze op de
hoogste trap - ze zijn in de onmiddellijke nabijheid van God en daarom
ook onuitsprekelijk gelukkig, want ze kunnen, als Zijn ware kinderen,
naar believen handelen volgens hun wil, die ook steeds de wil van God
is. Ze kunnen scheppen en vormgeven en steeds weer bijdragen aan de verlossing
van datgene dat nog, ver verwijderd van God, de meest verschillende scheppingen
nodig heeft om zich opwaarts te ontwikkelen. En dit is het meest zalige
lot dat in overvloed schadeloos stelt en opweegt tegen het lijden van
het aardse leven en daarom het doel van alle mensen moet zijn op aarde.
Amen |