BD.3256
5 september 1944
Arme zielen - Berouw - liefdevolle hulp
Als u mensen het aardse leven beëindigd heeft
en in het geestelijke rijk bent ingegaan, dan komt de tijd van uw bestaan
op aarde u slechts als een ogenblik voor, zodra u de herinnering aan vroeger
gegeven wordt van de oneindig lange tijd vòòr uw belichaming
als mens.
Dan beseft u ook de grote genade die het laatste stadium van uw ontwikkeling
voor uw ziel is geweest, en gezegend hij die ze benut heeft en aan wie
ze het ingaan in het lichtrijk mogelijk maakte, die zich geen verwijten
hoeft te maken dat hij de genaden van het aardse leven onbenut voorbij
liet gaan. Want het berouw in het hiernamaals is dubbel pijnlijk, omdat
de ziel inziet dat zij niets meer goed kan maken van wat zij op aarde
heeft nagelaten of verzuimd. Als de ziel ziet welke onvoorstelbare kwellingen
het onbenutte aardse leven haar heeft opgeleverd en hoe gemakkelijk daarentegen
het korte leven als mens was, dat zij in dit opzicht niet heeft gewaardeerd.
Het berouw over een verkeerd geleefd leven op aarde is zo pijnlijk en
deprimerend voor de ziel, dat zij alleen daardoor al ontzaglijk boet en
haar pijnlijke toestand verergert. Maar het leven op aarde met zijn vele
mogelijkheden om zich te vervolmaken is nu voorbij, en de ziel moet de
gevolgen die in overeenstemming zijn met haar leven op aarde, op zich
nemen. Zij moet nu in het hiernamaals de ontwikkelingsgang voortzetten,
maar met veel grotere moeilijkheden dan op de aarde - zodra haar de toegang
tot het lichtrijk nog is ontzegd.
U mensen weet niet hoe arm zo'n ziel is die nog in de duisternis verwijlt
en welk een met haar meelijdende liefde zij nodig heeft als men haar wil
helpen, en u allen moet zich over zulke zielen erbarmen. U moet hun liefde
geven, anders zouden ze eeuwig niet verlost kunnen worden omdat zij alleen
te zwak zijn, omdat alleen de liefde hun kracht geeft en de zielen deze
liefde verwachten van de mensen en er om smeken.
Want het geestelijke vol van licht kan pas dan deze zielen bijstaan,
als zij zich bereid verklaren ook andere zielen te helpen. Om
echter deze wil tot helpen in hen op te wekken moet eerst hun wil gesterkt worden,
en dat bewerkstelligt alleen de kracht die de liefde van de mensen op
aarde hun doet toekomen.
Niet verloste zielen, dus zulke die het aardse leven niet benut hebben of
geheel zonder geestelijk streven op aarde geleefd hebben, zijn in de grootste
nood, omdat zij totaal krachteloos zijn en een volledig verzwakte wil
hebben. Deze zielen bij te staan is een van de grootste liefdewerken die
de mens verrichten kan. Hij moet voortdurend voor deze zielen bidden en
moet hun in gedachten voorhouden dat zij liefhebbend werkzaam moeten zijn,
ook in het hiernamaals. Hij moet hun steeds en steeds weer de liefde verkondigen
en met hen spreken in gedachten, hij moet hun kracht geven door liefde,
die door deze zielen als weldadig wordt ervaren omdat het hun staat van
lijden verzacht. En die zielen zullen de mensen daar eeuwig voor bedanken
die hen uit hun ellendige toestand verlossen door hun liefdevolle hulp.
Zodra zijzelf deel kunnen nemen aan het verlossingswerk, zodra zij andere
zielen hun leed kunnen verzachten door het brengen van geestelijke kennis,
die zij zich eerst moeten verwerven door hun wil tot helpen, is ook hun
grootste nood opgeheven en hun berouw vermindert in dezelfde mate als
hun wil om te helpen zich vergroot. Want nu ziet de ziel in dat
zij in het geestelijke rijk nodig is en haar ijver laat haar het eeuwige
leed vergeten. Zij streeft ernaar geestelijke goederen te verzamelen om
ze weer uit te kunnen delen. Zij heeft zich een nieuwe werkkring geschapen
en probeert nu in te halen wat zij op aarde heeft verzuimd, namelijk liefde
te geven. En nu zet de ziel haar ontwikkelingsgang in het geestelijke
rijk voort dankzij de hulp die het liefderijk gedenken van de mensen op
aarde haar opgeleverd heeft, waar zij eeuwig dankbaar voor is.
Amen |