BD.3179
6 juli 1944
Tijd van nood en droefenis ook voor de gelovigen
Hoe meer het geloof levend is, des te inniger zal de verbinding
met God zijn en des te merkbaarder ook de toevoer van kracht, die de mens
alles laat verdragen wat hem is opgelegd. Want de komende tijd zal grote
eisen stellen aan alle mensen. En ook de gelovigen zullen innig om kracht
moeten vragen. En als een storm, die hen dreigt omver te trekken, zal
het over hen komen. En alleen het innige contact met God zal hen doen
standhouden. Maar nooit is de nood groter dan Hij, die hem stuurt, die
ook steeds bereid is te helpen als Hij gelovig wordt aangeroepen om bijstand.
Doch ter wille van de gehele mensheid is de komende nood onafwendbaar.
En begrijpelijkerwijs zullen ook de gelovigen er niet door onaangeraakt
blijven, alleen kunnen ze zelf voor zich deze minder maken door gelovig
gebed.
De mensen gaan de climax tegemoet. Ze schrikken voor niets terug, als
het degene verwoesting oplevert, die ze als vijand beschouwen en ze steken
zich daardoor in grote schuld, die niet anders kan worden goedgemaakt,
dan dat ze zelf moeten lijden onder dat, wat ze anderen willen aandoen.
En daarom zal de nood allen treffen, want overal zijn schuldigen, ook
al zijn er onder hen gelovigen, die nu ook het zware lot op zich moeten
nemen. Het geloof zal hen sterken en hoe meer levend dit is, des te gemakkelijker
zal de nood te dragen zijn. En ze zullen ook in staat zijn op de medemensen
in te werken en vele van hen terug te brengen tot het geloof in God. Want
God stuurt de nood, opdat hij nog een opvoedende uitwerking heeft op de
weinigen die nog te redden zijn.
En daarom is de grote komende nood een genade voor het einde. Hij is nog
een middel om de zielen te redden, die door de zware druk, door droefenis
en ellende gaan nadenken en serieus proberen zich te veranderen. Dezen
moeten door het levende geloof van de medemens op de juiste weg worden
geholpen. Hij moet hen ook helpen te geloven en ze contact laten leggen
met God. En dat moeten de gelovigen zich steeds voorhouden, dat ze dringend
nodig zijn in deze tijd van nood. Dat God hen niet tevoren wegroept, om
in hen levende getuigen te hebben op aarde, die voor Hem en Zijn leerstellingen
opkomen, die duidelijk bewijzen zijn van Gods kracht die door een diep
geloof in hen stroomt, en die in Zijn plaats moeten spreken en werkzaam
zijn op aarde onder diegenen, die ver van God afstaan.
Alleen mensen kunnen als tussenpersoon op aarde werken. Alleen mensen
kunnen het woord Gods ontvangen en doorgeven, omdat God zelf zich niet
openlijk kan uiten om de vrijheid van geloof en wil niet in gevaar te
brengen. En dit moeten mensen zijn, die zelf bij machte zijn levend te
geloven en die zich ook niet door leed en rampspoed terneer laten drukken,
maar steeds de ongelovigen het bewijs leveren dat de kracht van het geloof
hen doorstroomt en hen in staat stelt weerstand te bieden aan alle aardse
kwellingen. Ze moeten de nood van de tijd mede op hun schouders nemen.
Ze moeten zich wapenen met de kracht, die uit innig gebed tot God in hen
groeit. Ze moeten telkens weer bereid zijn als gewillig werktuig God te
dienen, wanneer en waar Hij het voor juist houdt. En derhalve moeten ze
alles onderdanig op zich nemen en vol geduld wachten op de hulp van Hem, die hun Zijn bijstand heeft verzekerd, die hen niet in de nood zal laten
als ze Hem gelovig vertrouwen.
Amen |