Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.2810
12 juli 1943

Haat en zijn uitwerkingen

De demon van de haat vergiftigt de hele wereld. En de mensen maken zich van hem afhankelijk. Haat echter verwoest, terwijl de liefde opbouwt, en het werk van verwoesting zal op aarde 'n steeds grotere omvang aannemen, hoe meer de demon van de haat zich onder de mensheid uitleeft. Gods werk van vernietiging zal aan deze haat ook geen einde maken, slechts alleen maar afzonderlijke mensen tot bezinning laten komen en dezen zullen nu inzien door wie ze zich lieten overheersen. Omwille van deze weinigen openbaart God zich en toont Zijn macht en Zijn kracht. Maar het merendeel leeft verder in haat en tracht veld te winnen met middelen die door de haat worden voortgebracht en de haat steeds hoger doen oplaaien. Want haat is verergerde liefdeloosheid, haat is de meest verschrikkelijke eigenschap, omdat hij een ontzettend verwoestende uitwerking heeft, niet alleen aards maar ook geestelijk. Want elke edele drang wordt er door vernietigd of heel erg in gevaar gebracht. De mens die in de haat leeft, wordt door de demonen her en der geworpen, zijn streven om opwaarts te gaan is voortdurend in gevaar omdat bij steeds weer terug wordt geworpen, zodra bij zich door haat laat meeslepen, want hij begeeft zich steeds weer in de macht van diegene die alleen maar haat en liefdeloosheid tracht over te dragen op de mensen. En diens macht is groot over zo'n mens. En dan des te te groter, indien de hele mensheid in haat leeft. Dit moet een geestelijke achteruitgang betekenen, die een angstaanjagende uitwerking heeft in zoverre, dat de mensen gewillig verrichten wat hun nu door de van haat vervulde macht die tegen God werkt, wordt opgedragen - dat ze elk bezit verwoesten om de medemens schade toe te brengen.

Het gaat de tegenstander van God erom het door God in de schepping verbannen geestelijke daaruit te bevrijden. Daarom is al zijn denken en streven alleen maar daarop gericht datgene te verwoesten wat door Gods wil ontstaan is. Maar zijn wil en zijn macht kunnen zich niet meester maken van de werken van de schepping en daarom probeert hij zijn wil op de mensen over te dragen. Hij zaait haat in hen en zet ze daardoor aan dat uit te voeren wat hem onmogelijk is: de schepping te verwoesten. Dus maakt hij de mensen die aan hem gebonden zijn tot zijn hand langers, hij legt duivelse gedachten in hen, bij wakkert in hen de haat aan en hij zet hen dus aan, elkaar de grootste schade te berokkenen. De mensen voeren datgene gewillig uit wat de grootste vijand van hun ziel hun ingeeft. Hun daden brengen steeds nieuwe haat voort en de haat steeds nieuwe daden van vernietiging. Een zo vergiftigde mensheid gaat steeds meer haar ondergang tegemoet, want ze vindt moeilijk de weg terug om werken van liefde te verrichten.

Amen