BD.2783
22 juni 1943
Opofferingsgezinde liefde
De liefde stelt de mensen in staat tot het brengen van elk offer. En zo moet de aard van uw liefde zijn, dat u graag en met plezier alles weggeeft als u de naaste daarmee van dienst kunt zijn. Een opofferingsgezinde liefde is van onnoemelijke zegen voor uw ziel, evenals voor de ziel van de medemens die daardoor eveneens tot liefde wordt opgevoed. Want de liefde die op hem overslaat, ontsteekt ook in hem de liefdesvonk die tot vlam kan worden. De liefde moet de mens ertoe brengen daden te verrichten. Want pas dan is het de ware liefde die niet alleen in woorden en gevoelens, veeleer in daadwerkelijke zorg tot uitdrukking komt. Het is een overgroot gevoel van vreugde dat de mens gelukkig stemt als hij een daad van liefde heeft verricht en de medemens daarmee heeft gediend. Dus loont de liefde al vanzelf de moeite, omdat ze gelukkig maakt en aanspoort tot steeds nieuwe werken van liefde.
Een offervaardige liefde denkt niet aan zichzelf. De mens geeft zonder te overwegen van zijn eigendom wat de ander van nut is. Hij geeft weg en is gelukkig de medemens te kunnen helpen. Zo’n liefde levert hem pas de zielsrijpheid op die zijn doel is op aarde. Want zijn hart wordt daardoor ontvankelijk voor de goddelijke liefde zelf die een zo gereedgemaakte ziel als woning nodig heeft om in de mens te kunnen verblijven en werkzaam zijn. De mens trekt door zijn liefde God als Liefde zelf tot zich en hij zal nooit meer zonder liefde zijn, want de goddelijke liefde vervult zijn hart en zijn hele wezen verandert tot liefde. Hij past zich aan God aan, hij vindt al op aarde de aaneensluiting met Hem, die zin en doel is van zijn aards bestaan.
Hoe weinig geeft de mens op als hij een offer brengt uit liefde voor de naaste en hoeveel krijgt hij daarvoor terug. Zolang hij nog aan het aardse bezit hangt, zolang de goederen van de wereld alles voor hem betekenen, is hij tot geen enkel werk van liefde in staat. Want de eigenliefde is te groot en ze belet hem zich ervan te ontdoen ter wille van de medemens. Pas de liefde zet hem ertoe aan, de liefde voor de medemens doet hem zijn bezit waardeloos voorkomen. Hij tracht alleen maar te helpen en vraagt er niet meer naar, welk voordeel er voor hem uit het bezit voortvloeit. Hij geeft graag en met vreugde, omdat de liefde hem daartoe aanzet. Maar wie de liefde niet heeft, is niet in staat zich los te maken van de goederen van de wereld. En hij zal ook eeuwig geen pure vreugde hebben, hij zal het geluk niet leren kennen dat een werk van liefde in de mens teweegbrengt.
En om diegenen bij te staan, om hen tot werkzaamheid in liefde op te voeden, laat God de nood over de aarde komen. Een nood die ieder mens ertoe zou moeten brengen zich in de liefde te oefenen. Een nood die de liefdesvonk in het hart van ieder mens moet ontsteken, opdat hij in liefde werkzaam zal zijn. Zodra hij eenmaal het geluk van het werkzaam zijn in liefde heeft ondervonden, is zijn hart niet meer verhard. En daarom moet u mensen de liefde beoefenen. U moet geven wat u dierbaar is, als u daarmee in staat bent de nood van de mens te lenigen. U moet er niet lang over nadenken of het u voordeel of nadeel oplevert, de liefde van het hart moet uw drijfveer zijn en deze overlegt niet lang. Ze brengt offers, ze doet vrijwillig afstand van haar bezit, ze wil alleen maar helpen en het lot van de medemens verlichten. En als u offers kunt brengen, zult u niet armer worden maar des te rijker, want Gods liefdeskracht die alle aardse goederen in waarde overtreft, stroomt nu naar u toe. U geeft aards bezit weg en neemt daar geestelijk bezit voor in ontvangst. En dit bezit is uw eigendom dat u niet meer wordt ontnomen, dat van u blijft, ook wanneer u de aarde zult verlaten en het geestelijke rijk zult binnengaan.
En elk offer dat u uit liefde voor de medemensen hebt gebracht, vermeerdert de goederen van de eeuwigheid. Daarom moet uw leven op aarde een ononderbroken werkzaamheid in liefde zijn, een dienstbaar zijn en geven, een helpen en raad geven aan diegenen die nog zwak zijn en lichamelijk en geestelijk hulp nodig hebben. U moet offers brengen, opdat ook in de medemens de liefde wordt gewekt, opdat u uw missie op aarde zult vervullen.
Amen |