Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.2452
20 augustus 1942

Jezus Christus - Gods Zoon

De goddelijkheid van Jezus is zo vaak de strijdvraag, die de mensen die in Hem als Gods Zoon geloven, gesteld wordt ter beantwoording. Deze vraag is weer alleen aan die mensen juist te beantwoorden die in het geloof vaststaan, aan hen is de goddelijkheid van Jezus goed uit te leggen, terwijl de ongelovige mensen daar geen begrip voor kunnen opbrengen, daar ze noch het aanwezig zijn van een wijze, almachtige en liefdevolle Godheid, noch Haar werkzaam zijn erkennen. En zo zal het hun ook onbegrijpelijk blijven dat God zich zelf, dat wil zeggen: Zijn geest kan doen uitstralen op de mensen, evenals op al het wezenlijk zijnde dat uit Hem is voortgekomen. Ze begrijpen ook niet dat er tussen de Schepper en Zijn schepselen een samenhang bestaat, die nooit ofte nimmer kan eindigen. Ze begrijpen ook niet dat deze Godheid, die altijd en overal zijn kan, zich ook in algehele volheid kan ophouden in een menselijke vorm, dat dus een mens als het ware kan worden doorstraald door Zijn liefde, doorstroomd door Zijn kracht. En dat deze mens dan in zich zoveel goddelijks bevat, dat ook zijn hele wezen is doordrongen door de geest Gods en nu zijn waarlijk goddelijk wezen hem tot een kind van God doet worden. En dit zal voor hem steeds onbegrijpelijk blijven, zolang hij zich afzijdig opstelt tegenover de leer van Christus, dat wil zeggen: zolang hij niet de weg gaat die Christus op aarde ging, de weg van de liefde, want de wijsheid komt pas door de liefde.

De mens die in liefde werkzaam is, begrijpt dit dadelijk, hij heeft geen langere uitleg nodig, omdat de kracht uit God, Zijn geest, al in hem werkt, omdat hij zich in de stroomkring van de uitstraling van de goddelijke liefde bevindt en hem bijgevolg ook de uitwerking van een leven in ware liefde begrijpelijk is. Jezus Christus heeft echter op aarde zo'n leven in liefde geleid en bijgevolg bevond Hij zich ook midden in de uitstraling van Gods liefde. Hij werd vastgepakt door Gods oneindige liefde, Hij werd doorstraald door Zijn geest, en een sterke wil doorstroomde Hem. Maar Liefde, Geest, Kracht en Wil is het Wezen van de eeuwige Godheid. Dus was ook Jezus net als God geworden, Hij was Zijn evenbeeld, Hij was zelf een goddelijk wezen, Hij was de Zoon Gods, die niet meer als een apart wezen kon worden beschouwd, maar geheel één was met zijn Vader van eeuwigheid, die het bijeen behoren van Hem met Zijn Vader inzag, de algehele aaneensluiting met Hem nastreefde en door Zijn leven in liefde de vereniging op aarde al gevonden heeft.

Amen