BD.1937 Wil - Genade (Tegenwerping Filippenzen 2 : 13) De geestelijke stilstand zal zich dan voordoen, wanneer de wil van de mens te zwak is om hindernissen te overwinnen. Er kunnen helemaal geen successen worden geboekt. Alles is weliswaar afhankelijk van de genade Gods, maar de mens moet het zijne ervoor doen om nu eenmaal met genade rijk te worden bedacht. Hij moet willen en om kracht vragen, dan zoekt hij de weg omhoog. Er bestaat geen manier die de wil van de mens uitschakelt en dus moet de wil eerst actief worden. Daarvan kan de mens niet worden ontheven. Zodra nu de genade Gods als eerste wordt bestempeld, zou de mens ervan worden ontheven zijn wil actief te laten worden. En dit is een dwaling die weer verdere dwalingen tot gevolg heeft. Wel heeft de genade en barmhartigheid Gods de mensen vastgepakt, dat ze hun alle mogelijkheden geeft voor een uiteindelijke verlossing. Want het is een onvoorstelbare genade van God dat de mens zijn weg over de aarde mag afleggen om weer bij God te komen. Maar in het stadium van de vrije wil is alleen de vrije wil beslissend of hem verdere genade wordt toegestuurd of niet, daar anders het aardse leven immers geen proeftijd zou zijn die de mens heeft te doorstaan. God wil de zuivere waarheid naar de aarde sturen. Dus moet Hij daar opheldering geven, waar de mensen dwalen of gedwaald hebben. Hij moet rechtzetten wat tot nu toe verkeerd werd begrepen, want Hij wil de waarheid van de leugen scheiden. Stelt de mens weerstand tegenover het goddelijke streven hem de waarheid te doen toekomen, dan laat hij weliswaar ook zijn wil actief worden, maar op een aan God vijandige manier en nooit kan het in hem duidelijk worden. God gaf de mens het vermogen te kunnen nadenken en een vrije beslissing te nemen. Dit is weer de genade Gods. De vrije beslissing is nu echter weer van de wil van de mens afhankelijk, dus moet de mens willen dat de genade Gods bij hem werkzaam zal worden. Zijn wil opent het hart, dat het ontvankelijk is voor de genade Gods en zijn wil moet de genade Gods ook benutten. Dit duidelijke inzicht laat de mens pas bewust worden van zijn verantwoording, terwijl de verkeerde opvatting tot nu toe, dat de mens tot niets in staat is zonder de goddelijke genade - dat deze pas de wil van de mens ertoe brengt actief te worden - de drang om werkzaam te zijn in hem doet verlammen. Er zou dan ook niet van een vrije wil van de mens kunnen worden gesproken, wanneer God zelf deze wil zou beïnvloeden door het overbrengen van Zijn genade. De hulpmiddelen staan de mens weliswaar onbeperkt ter beschikking, dus wordt het ze gemakkelijk gemaakt de wil werkzaam te laten worden, maar dit laatste moet de mens uit eigen beweging doen. Het eigenlijke doel van het leven is de beslissing in vrije wil voor of tegen God. Bijgevolg zal God nooit op deze beslissing vooruitlopen doordat Hij de wil van de mens bepaalt, want dan zou waarlijk het doel van het aardse leven zijn gemist. En daarom wordt de mensen steeds weer bericht toegestuurd, opdat ze opletten en zich losmaken van datgene wat dwaling is, wat menselijke voorstelling en menselijke uitleg tot een dwaling liet worden, zonder dat het de bedoeling was bewust dwaling te verspreiden. Maar begrijpelijkerwijs weegt juist deze uitleg zwaar, dat het God zelf is die de mensen tot willen beweegt, want ze leidt hen in een verkeerd denken. Noch de Godheid wordt juist gezien, noch het verantwoordelijkheidsbesef van de mens gesterkt. Hij vertrouwt tenslotte alleen op de goddelijke genade die de mens vastpakt naar gelang van de goddelijke wil die hem toestroomt in zoverre God de mens genade heeft toebedacht. Maar dan zou hij ook niet ter verantwoording kunnen worden geroepen wanneer hij het doel niet bereikt dat hem werd gesteld bij het begin van zijn belichaming. Alleen in de vrije wil is de essentie te vinden. Wie echter de vrije wil van de mens bestrijdt, beschouwt zichzelf als een marionettenfiguur die voortdurend door een hogere macht wordt geleid zonder daarbij zelf op een of andere wijze actief te zijn. Gods wijsheid en liefde schakelen een onvrijheid van de wil uit, omdat anders de positieve ontwikkeling van de menselijke ziel onmogelijk zou zijn en er niet de lange gang over de aarde voor nodig zou zijn, wanneer Gods wil de kandidaten voor het rijk Gods zou uitzoeken doordat Hij dezen Zijn genade doet toekomen, die dan zeker de door haar vastgepakte mensen naar het hemelrijk leidt. Amen |