BD.1910
10 mei 1941
Zachtmoedigheid en geduld - De uitwerking op de medemensen
Om zich tot zachtmoedigheid en geduld te vormen moet de mens
zich de ziel van de medemens voorstellen die zich in de grootste nood
bevindt door de verkeerde wil van de mens en nu moet hij bereid zijn deze
ziel te helpen. De gevangenschap van de ziel moet u, mensen zich altijd
voor de geest stellen dan zult u vol medelijden tegenover deze mensen
staan en met alle liefde en geduld trachten op hen in te werken om zijn
wil ertoe te brengen de boeien van de ziel losser te maken en haar dus
grotere vrijheid te geven. Maar ongeduld en opvliegendheid versterken
de verkeerde wil en de ziel komt dan in steeds grotere nood. Want steeds
wekken goede en liefdevolle pogingen in de medemens goede gevoelens op
en alleen zo kan hij geholpen worden in de nood van zijn ziel.
En de ziel dankt allen die haar helpen de boeien losser te maken, want
nu wordt het haar steeds makkelijker de wil te bewegen het goede te doen;
terwijl het omhulsel van de ziel dikker wordt, als de medemens haar liefdeloos
behandelt, omdat zoiets alleen verstoktheid en eveneens liefdeloosheid
teweeg brengt.
Wanneer de ziel een lichte versoepeling van haar boeien bespeurt, neemt
ook haar weerstand af tegen datgene wat goed is. Want de keten is de macht
van de tegenstander, die echter verzwakt kan worden door de wil het goede
te doen. Wordt de mens liefde en geduld betoond, dan keert ook de wil
zich naar het goede, want alles doet hem goed wat de liefde als reden
heeft, alleen moet hij de liefde ook als zodanig herkennen.
Ongeduld en opvliegendheid zal nooit liefde doen vermoeden en dus eveneens
opwinding bij de medemens uitlokken. Dat levert de ziel grote nood op.
Maar u hebt de mogelijkheid zulke nood op te heffen en door uw wezen,
door liefde, goedheid, geduld en zachtmoedigheid gevoelige opwellingen
te veroorzaken, bijgevolg bij te dragen aan de vrijwording van de ziel
uit 'n kwade macht.
Amen |