BD.1874a De onsterfelijkheid van de ziel (1) De leer van de onsterfelijkheid van de ziel is voor veel mensen onaannemelijk, omdat ze de maatstaf leggen bij het aards vergankelijke. Er bestaat op aarde niets wat blijft bestaan, alles bestaat slechts tijdelijk volgens de mening van deze mensen. Met andere woorden, ze geloven op deze natuurwet geen uitzondering te vormen. Het aardse lichaam zal weliswaar evengoed aftakelen, dat wil zeggen het wordt schijnbaar opgelost en vergaat, de mens overweegt echter niet, dat het schijnbare vergaan alleen maar het middel is om een nieuwe vorm te krijgen. Bij enig nadenken zal hij moeten inzien dat al het aardse voor een of ander doel dient en hij zal constateren dat zelfs de meest nietige scheppingen in een zekere samenhang met elkaar staan en dus niet doelloos zijn. |