BD.1741 Kwellingen van de ziel in het hiernamaals - Het verlangen naar aards goed De mens, wiens verlangen alleen uitgaat naar de wereld en haar goederen, wordt het pas na zijn sterven echt begrijpelijk in welke wanhopige toestand hij zich bevindt. Want wat hij nu begeert is voor hem onbereikbaar en toch kwelt hem het verlangen ernaar onvoorstelbaar. De hebzucht daarnaar is veel groter dan op aarde, juist omdat ze onvervuld blijft. Het verlangen naar geestelijk goed heeft hij niet. Hij streeft er alleen maar naar dat te verwerven wat hem in het leven op aarde begerenswaardig toescheen en roept in gedachten al deze dingen naderbij. Nu wordt er ook aan zulke begeerlijke gedachten gevolg gegeven. Dat wil zeggen: alles wat hij begeert is er, echter niet meer tastbaar, maar alleen in zijn voorstelling, zodat zijn hebzucht ten top stijgt en toch steeds onvervuld blijft. Dit zijn ware Tantaluskwellingen, totdat hij zich van zijn vertwijfelde toestand bewust wordt en hij zijn verlangen overwint, dat wil zeggen: totdat hij inziet dat hij waanideeën najaagt die eeuwig onbereikbaar blijven. Dan pas begint hij over het hopeloze van zijn toestand na te denken en de mogelijkheden van een verandering te overwegen. En hij ondervindt nu ook ondersteuning van de wezens uit het lichtrijk, die eerst die toestand nodig hebben om helpend te kunnen ingrijpen. |