BD.1622
20 september1940
Strafgericht - Tijd van vrede - Gebroken macht van de tegenstander
Gods strafgericht is niet meer ver weg. Het duurt nog slechts
korte tijd, en in deze tijd zal de wereld nog veel ellende zien, veel
leed en kommer moeten dragen en door een onnoemelijke droefenis gaan.
Want aan het kruis van Golgotha is men voorbijgegaan, en dus moeten de
mensen het zelf ondervinden, ze moeten onnoemelijk leed dragen en zo de
zondeschuld delgen, daar ze het geloof in Jezus Christus opgaven. Want
God wil hen niet in hun toestand van ongeloof laten en hen nog middelen
en wegen geven Jezus Christus te vinden.
Het leed dat over de aarde komt is gering te noemen in vergelijking tot
het lijden aan gene zijde van hen, die zonder het geloof in Jezus Christus
sterven, die Zijn verlossingswerk niet erkennen. Zijn lijden en sterven
aan het kruis was het zoenoffer voor de zonden van de mensheid. Maar wie
zich afkeren van het verlossingswerk, moeten zelf boeten voor hun zondenschuld
en zich gelukkig prijzen, wanneer zij dit nog tijdens het leven op aarde
kunnen en mogen doen.
Zulke zielen, die zich tegen Christus en Zijn verlossingswerk afzetten,
kunnen aan gene zijde rekenen op onvoorstelbare kwellingen. Groot leed
op aarde kan hen echter nog de weg tot Hem doen vinden en Zijn overgrote
liefde laten inzien, en de toestand van hun ziel kan bij het overlijden
nu toch zo zijn, dat zij de kwellingen aan gene zijde niet hoeven te verduren.
Wanneer zij echter ook door het aardse leed geen geestelijke vooruitgang
boeken, dan is ieder middel op aarde tevergeefs en God zal een periode
over de mensen laten komen, waarin alles wordt uitgeroeid wat geestelijk
niet meer de redden is - waarin een scheiding tussen goed en kwaad zal
plaatsvinden - zodat alleen diegenen het leven verder behouden die zich
tot God bekeren, maar al het God vijandig gezinde wordt weggenomen.
Vooraf wordt aan de wereld geopenbaard wat God verlangt, ze zal niet onwetend
zijn, maar niet willen geloven. En tot geloof kan ze niet gedwongen worden,
het ongeloof echter zal zodanig om zich heen grijpen, dat God de zijnen
wil beschermen tegen de verderfelijke invloed van die mensen, die zichtbaar
onder de macht van de tegenstander staan. Hij zal daarom diens macht breken
en alles aan de vernietiging prijsgeven, wat zich tegen Hem verzet, Hij
zal Zijn wil afkeren van iedere uiterlijke vorm en het geestelijke dat
zich tegen hem verzet - opnieuw geboeid - de eindeloos lange weg laten
afleggen, want voor dit geestelijke bestaat er geen uitzicht op hogere
ontwikkeling en verlossing aan gene zijde, omdat zijn wil nog volledig
onder invloed van de tegenstander staat.
Daarom zal het strafgericht het aanbreken van een volledig nieuw tijdperk
betekenen. Wat de aarde dan bewoont, zal geestelijk vooruit zijn gegaan
en bewust God willen dienen en de aardse weg gaan overeenkomstig Gods wil, want het wordt niet meer zo sterk door slechte machten in het nauw
gedreven. De erkenning van God zal de mensen tot een blij, in liefde tot
God ontbrandend geslacht laten worden, en de aarde zal ook van kommer
en leed verschoond blijven, er zal op aarde reeds een tijd van vrede en
gelukzaligheid aanbreken, de mensen zullen elkaar in liefde dienen en
zo, God welgevallig, er naar streven opwaarts te gaan.
En in deze tijd heeft de tegenstander weinig macht over de mensen. Deze
is hem afgenomen, doordat al het geestelijke dat aan hem onderworpen was,
van alle vrijheid beroofd en opnieuw in vaste vorm gekluisterd is, zodat
de tegenstander niet eerder weer zijn macht kan gebruiken, tot deze wezens
weer het stadium van de vrije wil binnen gaan, wat echter weer eindeloos
veel tijd vergt, en deze tijd een tijd van vrede op aarde genoemd kan
worden.
Amen.
|