Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.1585
27 augustus 1940

Genade - Geestelijk schouwen - Gelukkig makende staat

Het is als een openbaring wanneer de mens de goddelijke genade op zich laat inwerken, wanneer hij op de stromingen van de goddelijke Geest naar binnen in zijn hart acht slaat en alle gebondenheid aan de aarde van hem afvalt.

De ziel maakt zich los uit de keten van het lichaam en neemt geestelijke gave van boven in ontvangst. Ze schouwt in het geestelijke rijk, ze leeft in een andere wereld en wat ze ontvangt is levend, volwaardig geestelijk goed. Het is haar voeding en daarom onontbeerlijk voor haar geestelijk welzijn.

En zo blijft het ‘t heerlijkste op de aarde in deze genade te leven en als de mens daar verlangen naar heeft, heeft hij de moeilijkheden van het aardse leven overwonnen, want hij geeft deze kostelijke gave nooit meer op voor aardse vreugden. Hij zal er nooit meer afstand van willen nemen, als hij eenmaal kennis heeft genomen van het rijk van licht. De weg op aarde tevoren is ondanks aardse vreugden zonder licht geweest, want nooit brachten deze hem totale vervulling van zijn verlangen. Nu echter is ook al het leed voor hem draaglijk geworden, want de liefde van de Vader in de hemel heeft hem duizendvoudig schadeloos gesteld en hem veel meer heerlijkheden geboden dan de aarde hem ooit bieden kan.

En toch streven maar heel weinig mensen naar deze kostbaarste gave. Hun zielen moeten daartoe een graad van rijpheid hebben bereikt die hun de heerlijkheden bewust laat ondervinden, want een nog zeer aards gezinde ziel ontbreekt het vermogen tot diepere gevoelens voor geestelijke heerlijkheden. Het geestelijke rijk zou haar duidelijk kunnen worden ontsloten, doch ze zou er weinig van waarnemen, omdat de dichte omhullingen, welke de ziel nog omringen, haar de inzage in het geestelijke rijk beletten.

En zo kunnen alleen die mensen deze gelukkig makende toestand beleven, die hun omhullingen al hebben opgelost, die nu door fijngevoelig ervaren in staat zijn geworden ook dat te herkennen wat hun lichamelijke ogen niet zien.

Dit vermogen kan zich tot het helderste zicht ontwikkelen, het kan de ziel mogelijk zijn door al het materiële heen alleen het geestelijke te schouwen en dus zal niets haar meer geheim zijn. Ze zal het meest verborgene aanschouwen en met een wetend hart zal die mens in het leven staan, die zijn ziel zo heeft gevormd dat haar geestelijk oog alles waarnemen en aan de mens overbrengen kan.

Welk een genade een zo bewust zich verdiepen in het geestelijke rijk voor de mens is, dat zult u pas begrijpen als u zelf dit rijk bent binnengegaan, zonder enige omhulling, stralend en in innigste liefde voor uw Schepper ontbrandend, Die het heerlijkste voor u heeft bereid en het al Zijn kinderen wil doen toekomen.

Amen