BD.1516
11 juli 1940
"Jij bent Petrus de rots"
De volgende kennisgeving moet met een zekere vreugde ontvangen
worden: Het levende geloof is de rots, waarop Jezus Christus Zijn kerk
gebouwd wilde zien. Een geloof, zo diep en onwankelbaar, zoals Petrus
het had, zolang de Heer in zijn nabijheid was. Derhalve was Petrus een
voorbeeld voor diegene, die bij de kerk van Christus wilde horen. Want
zonder dit geloof was de leer van Christus, dus Zijn evangelie, niet aan
te nemen. Alleen het geloof beaamt Jezus Christus en erkent Hem als Gods
Zoon en Verlosser van de wereld. Zouden dus de mensen datgene aannemen,
wat de discipelen overal verbreidden, dan moesten ze vooreerst geloven
in een God van liefde, goedheid en barmhartigheid; in een God van almacht
en wijsheid; in een God van rechtvaardigheid. Dan pas konden Zijn leren
als wil van God ingang bij hen vinden, dus was het diepe geloof vereist.
Zijn discipelen hadden allen een diep geloof en daarom namen ze Zijn leer
heel vlug aan en probeerden ze te beantwoorden aan de goddelijke wil, die Hij hun had geopenbaard. En daardoor drongen ze steeds dieper binnen
in het weten van de goddelijke waarheden. En dit wekte in hen ook het
vermogen te onderrichten volgens Gods wil, wat nooit mogelijk zou
zijn geweest, als het hun aan geloof had ontbroken. Dus zegt de Heer:
"op jou wil Ik mijn kerk bouwen".
En Zijn kerk is de gemeenschap van diegenen, die Jezus Christus willen
navolgen. Zijn kerk is de kleine gemeenschap van diegenen, die alles vast
en onwrikbaar geloven, wat de Heer op aarde heeft gezegd en gedaan; die
ter wille van dit geloof proberen Gods geboden na te komen, die
het eeuwige leven begeren en dus het aardse leven leiden overeenkomstig
Gods wil. De kerk is een gemeenschap van de gelovigen. En als dus
de mensen in het diepste geloof vaststaan, zal geen macht der hel ooit
dit geloof aan het wankelen kunnen brengen en macht hebben over zulke
totaal gelovige mensen, die alleen God zoeken en Hem als hun Heer en Schepper
erkennen. Het diepe geloof in God zal steeds de macht van de vijand breken,
want wie leeft vanuit het geloof, leeft ook in de liefde en de liefde
is de grootste tegenstander van de vijand. Wat is dus begrijpelijker dan
dat de Heer de gelovigste van Zijn discipelen als voorbeeld aanhaalt;
dat Hij een sterk geloof tot vereiste maakt om bij Zijn kerk te horen?
Dat dus Petrus dit geloof personifieerde en Jezus Christus al diegenen
tot Zijn kerk wil rekenen, die eveneens diep gelovig zijn? Hoe gemakkelijk
zijn de woorden te begrijpen en hoe worden ze door de wereld verstaan?
Amen |