BD.1473
15 juni 1940
Het woeden van de elementen der natuur
De grootheid van de Almachtige zal zichtbaar worden in een
tijd, dat de elementen der natuur woeden en onnoemelijke schade aanrichten.
Dan is het uur gekomen, waarin het geestelijke verval der mensen duidelijk
aan het licht komt. Want niets zal ze aan God doen denken. Niets zal ze
kunnen bewegen te bidden, want hun geloof in een God is verloren gegaan
en dus roepen ze Hem niet aan in de nood. De mensheid kan daarom niet
langer op de aarde gehandhaafd blijven, want ze denkt niet aan het eigenlijke
doel van het aardse bestaan en draagt er alleen maar toe bij, de weinige
mensen die nog niet geheel van God vervreemd zijn, het geloof de grond
in te boren en ze eveneens van God afvallig te maken. Maar de liefde Gods
verhindert, dat ook dezen nog hun geloof verliezen en Hij beëindigt
daarom met geweld het leven van diegenen, die de zielen in gevaar dreigen
te brengen.
En er zal een grote nood zijn, wanneer het razen van de elementen begint.
Het zal zijn als een storm, die alles dreigt te vernietigen. De mensen
zullen hem geen tegenstand kunnen bieden, want ze zijn als zwakke halmen,
die door de storm worden geknakt. Ze zullen willen vluchten, maar de elementen
niet kunnen ontvluchten. Zonder Gods hulp zal elke tegenstand te zwak
zijn, maar een innige roep tot God zal het geweld van de elementen bezweren.
En gered zal zijn, wie zich aan God toevertrouwt in deze nood.
Maar God zal u in deze nood heel nabij zijn. Hij zal ieders gedachten
aanraken en u voor de laatste keer de hand reiken, opdat u deze pakt en
u laat redden. Maar dwingen kan Hij uw wil niet. U moet vrijwillig aan
Zijn kant gaan staan en Zijn hulp verlangen.
Er is geen ander middel om de mensheid vanuit de geestelijke nacht naar
het licht te brengen, dan een in de kracht der natuur vastgelegd gebeuren,
dat de mensen in een beroering brengt, die niemand kan ontvluchten. Ze
moeten hun onmacht inzien tegenover de elementen der natuur. Elke verdere
hulp moet hen ontnomen zijn, zodat ze het einde van hun lichamelijke leven
beseffen. Pas dan is er een geringe hoop, dat ze aan de Heer denken, die
alle macht toekomt en die kan gebieden over hemel en aarde.
De schepselen Gods hebben zich van Hem losgemaakt. En in deze scheiding
zijn ze in eindeloos lange tijden veranderd. Maar een moment van grootste
nood en gevaar kan deze scheiding overbruggen. De ziel kan naar God terugkeren
en dan is ze haar Schepper nog dankbaar voor het onuitsprekelijke leed,
dat haar tot inzicht heeft gebracht. Maar dit moment, dat haar wil zich
op God richt, kan niet door middel van dwang door God worden bewerkstelligd,
ondanks overgrote liefde. Deze liefde Gods heeft alles geprobeerd om de
zielen redding te brengen en hen de weg naar boven te wijzen. Doch de
wil van de mensen was sterk en deze wil kan God niet breken, maar Hij
kan alleen zo op de mens inwerken, dat hij zelf zijn wil verandert en
hem op God richt.
Dit natuurgebeuren is nu de laatste poging om de menselijke wil op een
gunstige manier te beïnvloeden. Maar dit natuurgebeuren zal ook zo
geweldig zijn, dat de zijnen grote kracht nodig zullen hebben om sterk
te blijven in het geloof. En deze kracht zal eenieder toekomen, die zijn
gedachten smekend naar God opzendt. Want de Vader is op de hoogte van
de nood van Zijn kinderen en zal hen liefdevol bijstaan als ze dreigen
te gaan wankelen. Want Zijn rijk op aarde moet blijven bestaan. En er
zal veel arbeid moeten worden verricht om diegenen het goddelijke rijk
te verkondigen, die de weg naar God vonden en Zijn woord begeren.
En aan deze tijd denkt de Heer en Hij brengt Zijn woord nu al nader tot
de mensen. Het zaad moet op goede bodem vallen en rijke vrucht dragen
op de akker, die de Heer tevoren wil reinigen van alle onkruid.
Amen |