BD.1028 Kloosterleven? (2) Er is een grens gesteld, door de natuur bepaald, waarin het
weerstandsvermogen zwakker dreigt te worden. En nu moet de ziel als het
ware hulp verwachten, als ze alleen te zwak is stand te houden. De inhoud
van het leven van de vrouw heeft meestal daar betrekking op, zorgend en
verzorgend bezig te zijn, en de kracht daartoe komt haar in dezelfde verhouding
toe, zoals zij de liefde daarbij laat spreken. En dus past op aarde bij
de vrouw juist een werkkring, die volop gelegenheid biedt om de ziel rijp
te laten worden. En er is geen enge begrenzing van haar plichten nodig,
om op aarde te leven in teruggetrokkenheid naar welgevallen van God de
Heer. Wie in dienst van de naastenliefde in vergrote mate werkzaam wil
zijn, is ook in het vrije leven genoeg gelegenheid geboden. En daarom
is het niet bijzonder succesvol voor de ziel, als de mens een werkterrein
wordt opgelegd, dat nu wel gewetensvol wordt nagekomen, echter onder een
soort zelfdwang - onder voorwaarden, waarin een weigeren of niet nakomen
van de plichtsvervulling is uitgesloten - en dus het in praktijk brengen
van liefdewerken niet steeds strookt met de vrije wil van de mens. Zonder
twijfel kan de wil van diegene, die zichzelf in zo'n toestand van
dwang brengt, goed en naar zijn voornemen zijn, het leven helemaal aan
de Heer en Heiland te wijden, maar denkt hij er niet aan, hoe omvangrijk
ieder zijn aardse leven kan gebruiken en benutten, te midden van het gewoel
der wereld, en hoe hem gelegenheden te over worden geboden om werkzaam
te zijn in naastenliefde. |