Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

AUTOBIOGRAFIE VAN BERTHA DUDDE


Op verzoek van vele vrienden schreef Bertha Dudde in 1953 de volgende autobiografie:

Sedert 15 juni 1937 schrijf ik door het "innerlijke woord" ontvangen boodschappen neer. Om tegemoet te komen aan een herhaald verzoek van mijn vrienden, geef ik hierbij een korte verklaring over de ontvangst van de openbaringen alsook een beschrijving van mijn levensweg en persoonlijke omstandigheden.

Op 1 april 1891, als op een na oudste dochter van een kunstschilder te Liegnitz, Silezië, geboren, had ik met mijn zes broers en zussen een harmonische jeugd in ons ouderlijk huis. Al vroeg leerde ik de zorgen om het dagelijkse bestaan kennen. De wens om mijn ouders te kunnen helpen bracht mij ertoe mijn voorliefde om kleren te maken in praktijk te brengen en daarmee geld te verdienen. De geldnood van mijn ouders hield aan en daarmee ook de zorg, daarom maakte ik mij tot op het laatst nuttig voor de familie.

Mijn ouders behoorden ieder tot een ander kerkgenootschap, mijn vader was protestant, mijn moeder katholiek. Als kinderen werden wij katholiek opgevoed zonder dwang of gestrengheid voor wat betreft het uitoefenen van kerkelijke plichten, waardoor elk kind later in volledige vrijheid een zelfgekozen geloofsrichting kon inslaan. Zelf was ik wel godsdienstig maar kon mij niet ten volle onderwerpen aan de leerstellingen van de katholieke kerk, hoewel ik de kerk achtte. Toch was het mij niet mogelijk iets naar buiten uit te dragen wat ik innerlijk niet in volle overtuiging had aangenomen. Ik ging dus niet meer naar de kerk, hoorde geen preek en wist niets over de bijbel. Ook las ik geen godsdienstige of wetenschappelijke boeken en ik sloot mij niet aan bij enige sekte of geestesrichting.

Wie bekend is met de katholieke geloofsleer begrijpt in welke gewetensnood iemand raken kan, die zich van haar wil losmaken. Ook mij zijn deze problemen niet bespaard gebleven. Ik bleef met de vraag zitten: wat en waar is de zuivere waarheid?

Bij het bidden van het Onze Vader heb ik vaak gesmeekt dat de Heer mij Zijn rijk toch mocht doen vinden, en dit gebed werd verhoord. Dat was op l5 juni 1937. Ik bad en lette op mijn innerlijk, ik bleef helemaal stil. Vaak verkeerde ik in deze toestand en dan overkwam mij een wonderbaarlijke vrede en de gedachten die ik daarbij ervoer, in de omgeving van mijn hart, niet in het hoofd, gaven mij troost en kracht.

Nog besefte ik niet dat die gedachten mij "gegeven" werden. Tot een vreemde belevenis in een droom, die later op waarheid bleek te berusten, mij aanleiding gaf deze gedachten op te schrijven. En zo luisterde ik ook op deze gedenkwaardige dag in mijn binnenste en toen kwam er heel helder en duidelijk een reeks van woorden die ik opschreef. Het was het eerste hoofdstuk dat aan mij werd gegeven en begon met de woorden: "In den beginne was het Woord. Een Te Deum aan de Schepper van hemel en aarde!"

Daarna kwamen de twijfels: heb ik dat uit mijzelf geschreven? Kortom, dienaangaande heb ik geworsteld, gebeden en veel innerlijke strijd ervaren, maar steeds opnieuw kwamen de woorden als een stroom en van een wijsheid waarvoor ik huiverde. God nam zelf de twijfels van mij weg, Hij gaf mij antwoord en ik herkende Hem in Zijn woord als onze Vader. Mijn geloof nam toe en de twijfel verminderde, en ik ontving en schreef dagelijks.

De inhoud van het geschrevene ging mijn bevattingsvermogen te boven. Nog nooit gehoorde of gelezen uitdrukkingen, anderstalige of wetenschappelijke benamingen en aanwijzingen vloeiden mij onophoudelijk toe. En dan de tot nog toe nooit vernomen liefdesbetuigingen van de Hemelse Vader; zij vormen uiteindelijk een toevlucht en verduidelijking van alle vragen des levens.

De overdracht van het "woord" geschiedt als volgt: Na innig gebed en een korte concentratie luister ik naar m’n innerlijk. Daar volgen dan helder geformuleerd de gedachten. Eén voor één vloeien de woorden duidelijk, steeds drie of vier achter elkaar, met het doel deze op te schrijven, vergelijkbaar met het geven van het zee-weersbericht door de radio. Langzaam, zodat ik het met schrijven gemakkelijk kan bijhouden, vormt zich zinsdeel na zinsdeel. Ik schrijf de woorden stenografisch op zoals bij een dictaat, zonder in gedachten of constructief daarbij betrokken te zijn. Ik ben daarbij ook geenszins in een zogenaamde trancetoestand en maak ook niet zelf de zinnen; de woorden komen als het ware één voor één op mij af, zonder dat ik tijdens het schrijven hun samenhang begrijp.

Na dagen, ja veelal pas na weken vertaal ik het stenogram woord voor woord in netschrift zonder het van tevoren door te lezen, zonder er ook maar iets aan te veranderen of toe te voegen. In geen geval probeer ik de zin van de boodschap uit te werken of te stileren. De tijdsduur van zo'n dictaat bedraagt ongeveer een half uur. Met nadruk wil ik er op wijzen dat dit proces geen dwang verdraagt, noch in extase gebeurt. Alles voltrekt zich nuchter en eenvoudig zonder een inbreng of beïnvloeding van de eigen wil. Ik kan op ieder moment stoppen en na uren of zelfs na dagen, de midden in een zin onderbroken openbaring verder opschrijven. Zonder de mij eerder gegeven woorden doorgelezen te hebben wordt de boodschap mij dan vloeiend verder gedicteerd.

Mijn wil staat dus los van iedere dwang. Wat ik wil is God te dienen en te mogen doen wat naar Zijn heilige wil is. Ik mag wel zeggen dat ik als een beginneling in de goddelijke waarheid ingeleid ben, met begrippen die mij in elk opzicht vreemd waren of vreemd moesten voorkomen.

Pas na maanden vond ik de bevestiging van deze, van Boven ontvangen openbaringen. Ik kreeg literatuur in handen van de mysticus Jakob Lorber uit Stiermarken (*Oostenrijk). Niemand zal kunnen begrijpen hoe gelukkig ik was met het lezen van de grote werken van Jakob Lorber, met het "Grote Johannes Evangelie" en "De Jeugd van Jezus". Nu pas wist ik dat het woord van de Heer ook aan anderen werd gegeven, dat God, de Heer, in alle tijden tot Zijn kinderen heeft gesproken en ook verder zal spreken omdat de oneindige liefde en het erbarmen van de Vader niet anders kan.

Bij Lorber hervond ik wat mij voordien was gegeven. Vaak was het woord voor mij onbegrijpelijk, maar liefdevol gaf de hemelse Vader mij de verklaringen. Wonderbaarlijk zijn de ervaringen en voorvallen, die ontelbaar zijn maar keer op keer getuigen van de onvoorstelbare minzaamheid en mildheid van de Vader.

Bij het gebrek aan algemene ontwikkeling voelde ik me steeds als een onbeschreven blad. Geldnood en tijdgebrek weerhielden mij ervan goede boeken te kopen en lezingen te bezoeken. Mijn leven kende alleen ingespannen arbeid van vroeg tot laat. Desondanks ontving ik dagelijks deze kostelijke geschenken van geestelijke waarde, zonder echter te weten voor wie ik ze verder nog ontving.

Dat ik de boodschappen van Boven zonder kritiek aannam zal wel verband houden met mijn totale onwetendheid omtrent de bijbel en de katholieke leerstellingen en geschriften. Naar mijn huidig inzicht denk ik dat een katholiek of protestant wiens kennis in dogmatische leerstellingen is verankerd, te zeer op deze dogma's gericht is om zonder kritiek of voorbehoud de woorden van de nieuwe openbaringen aan te nemen en deze in zich rijp te laten worden.

Toch blijken er van meerdere faculteiten wetenschappers te zijn, die met toenemende belangstelling kennis nemen van deze goddelijke onderrichtingen en in ernst daarover discussiëren. Hun belangstelling gaat niet alleen uit naar de onweerlegbare uiteenzettingen over het ontstaan van de materie en haar mogelijke ontbinding, maar betreft ook de grondslagen van de dwaalleren van verschillende religieuze systemen en kerkgemeenschappen. In de door mij ontvangen boodschappen wordt duidelijk gemaakt waaruit de dwaling bestaat, en van ons allen wordt gevraagd op al deze dwaalleren te wijzen waar de gelegenheid zich voordoet.

Het staat een ieder vrij de woorden van de Heer ter harte te nemen. Wie echter de Geest achter de Vaderlijke woorden begrepen heeft en er niet naar handelt, vergroot de afstand tussen zichzelf en onze hemelse Vader. Wie de vermanende woorden van liefde niet opvolgt, plaatst zich automatisch onder de wet, en hij zal ook onvermijdelijk in die mate van genade verstoken blijven als waarin hij het goddelijke gebod van de liefde minacht.

Door de genade van God wordt de mensen opnieuw het evangelie verkondigd en er wordt met nadrukkelijke ernst gewezen op het doel van het bestaan als mens. Zo probeert de erbarmende liefde van God nog te redden wie zich nog laat redden, vóór de grote kentering die waarlijk komt. De tijd waarover zieners en profeten van alle tijden hebben verkondigd, de eindtijd, is nu aangebroken!

Volgens mijn aantekeningen wordt door de Heer onder Zijn kinderen geen onderscheid gemaakt. "Komt allen tot Mij" luidt Zijn lokkende roep. Gezegend is hij die Zijn woorden hoort en Hem volgt. God heeft Zijn kinderen lief, Hij wil hen allen gelukkig maken, ook wanneer ze niets van Hem willen weten.

Opgetekend op 22 november 1953

Getekend: Bertha Dudde