BD.9023
23 juli 1965
Oermens?
En wanneer nu in u de gedachte opkomt dat Ik u laat voortgaan in dwaling, dan moet u steeds bedenken dat u zich verstandelijk een verkeerde voorstelling maakt, omdat het verstand zich gemakkelijk kan inmengen wanneer er geen vaste band met Mij is aangeknoopt. Dat Ik echter ook steeds tracht, ook schijnbare tegenstrijdigheden te verklaren, want u dient zo onderwezen te worden, zoals het met de waarheid overeenstemt.
De langzame ontwikkeling naar boven liet de mensen dikwijls in de veronderstelling dat deze ontwikkeling als louter lichamelijk, dus de uiterlijke vorm betreffend was te verstaan. Er werd echter steeds de ontwikkeling van de ziel bedoeld, het opwaarts gaan van de geestelijke bestanddelen in elk afzonderlijk scheppingswerk. En zo heeft Mijn scheppingswerk talloze uiterlijke vormen behelsd, die weliswaar groepsgewijs als gelijke scheppingen te betitelen waren, maar ook dan nog uit zo oneindig vele groepen bestonden waar de ene weer van de andere afweek, maar die zich steeds op dezelfde wijze herhaalden. Er kon dus van een verdere ontwikkeling op zich geen sprake zijn.
Doch met de toenemende rijpheid van de geestelijke bestanddelen ontstonden ook steeds weer nieuwe uiterlijke vormen, die pas met het scheppingswerk "mens" afgesloten waren, die nu echter de laatste opgave op aarde diende te vervullen: zichzelf te vergeestelijken, zich te veranderen tot het wezen dat hij was in het allereerste begin, om dan de gang over de aarde af te kunnen sluiten en weer terug te keren tot Mij, van waar hij is uitgegaan. Dat al die voorafgaande scheppingen tot dit doel moesten bijdragen, was voor Mij een waarlijk verblijdend proces, wat eenmaal ook tot resultaat zou leiden. Doch een mens die maar beperkt tot denken in staat is, daarvan in kennis te stellen, is slechts in beperkte mate mogelijk, ofschoon hij in de toestand van het licht plotseling begrijpen kan hoe alles met elkaar samenhangt en welk doel elke afzonderlijke uiterlijke vorm had.
Maar voor het leven op aarde volstaat het, wanneer hem in zoverre licht toekomt om het proces van de terugvoering bij benadering te begrijpen, dat hij ook bij zijn medemens een matig beeld kan ontwikkelen van de zin en het doel van de schepping. En de wil van iedereen afzonderlijk is nu doorslaggevend, in hoeverre deze zelf doordringt in Mijn eeuwig heilsplan, dat steeds enkel de zaligwording van Mijn scheppingen tot doel heeft.
Amen |