BD.9016
16 juli 1965
Het schatten van de tijd dat er voormensen leefden is niet
mogelijk
Ik zal er steeds voor weten te zorgen dat u zich niet verlaten
voelt door Mij, want u moet u in alle noden en zorgen tot Mij wenden en
u zult altijd antwoord krijgen, omdat Ik weet wat u zorgen baart. Ik ben
echter steeds bereid deze van u af te nemen als u ze maar vol vertrouwen
aan Mij overlaat. U hoeft u niet ongerust te maken, want Ik denk aan u,
Ik weet ook wat u bezwaart en welke vragen u bezig houden. Er zijn eindeloos
lange tijden vergaan, waarin er al mensen op de aarde leefden, want het
schatten van de tijd die u ontleent aan het boek van de vaderen, heeft
slechts in zoverre zijn rechtvaardiging, dat de toenmalige geestestoestand
van die mensen daaruit is op te maken - dat echter het menselijk geslacht
al heel lange tijden de aarde bevolkt en dat alleen maar steeds die gebeurtenissen
werden vastgelegd om hen te oriënteren die voor de ontwikkeling van
de mensen van belang waren, dat het echter niet meer mogelijk is, de tijdsduur
ervan te bepalen. U zult nooit tot een juist resultaat komen.
Zoveel echter is zeker, dat er al veel perioden achter u liggen op aarde,
dat echter de mens steeds hetzelfde scheppingswerk is gebleven dat hij
nu nog is. Dat hij ook zijn verstand van het begin af aan gebruiken kon
en hem steeds dezelfde problemen bezig hielden die ook vandaag nog de
mensen handen vol werk bezorgen, zover het gaat om de reden van het (hier)
zijn en zijn doelgerichtheid. Want deze gave, daarover na te denken, had
Ik de mensen van het begin af aan gegeven.
Al in die tijd ontdekten de mensen sporen van prehistorische schepselen,
die ze weliswaar niet als gelijk aan hen wilden erkennen, daar ze toch
aanzienlijk van hun eigen wezen afweken en omdat de eerste mensen wisten
dat er voor hen nog geen identieke mensen waren, want ze zagen zichzelf
als een nieuwe schepping. Zij wisten zelf dat met hun bestaan een scheppingsdaad
begon die er tevoren nog niet geweest was. Ze wisten dit daar ze met elkaar
van gedachten konden wisselen en dit voor ieder geschapen mens mogelijk
was. Bovendien waren hun zulke voormensen onbekend, zoals ze ook niet
alle eerdere scheppingen kenden die ze zelf hadden moeten doorlopen, tot
ze zich als mens mochten belichamen.
Maar nooit hebben tijdens dezelfde tijd de eerder genoemde preadamieten
met de mensen op de aarde geleefd want die waren uitgestorven toen de
mensen op de aarde verschenen. Er kon dus nooit een samenleven hebben
plaatsgevonden omdat zoiets niet beantwoordde aan mijn plan van eeuwigheid,
dat niets gebrekkigs zou hebben laten ontstaan in een tijd waarin de volkomen
mens zich als kroon van de schepping moest bewijzen. Want van alle scheppingen
ervoor was deze mens zich niet bewust. Hij kende zijn lange gang door
de scheppingswerken van deze aarde niet, hij moest een volkomen nieuwe
schepping zijn waardoor een ziel kon worden opgenomen, omdat nu voor de
mens een heel nieuwe gang over de aarde begon met als doel de uiteindelijke
vereniging met Mij. Dat de mens deze laatste vereniging door eigen falen
niet bereikte, heeft niets te maken met z'n gang door de voorstadia, want
iedere ziel die zich eenmaal als mens mag belichamen, heeft ook die graad
van rijpheid bereikt die zo'n belichaming toelaat.
Het is echter voor de mens onmogelijk een precieze tijd van zijn verblijf
op de aarde vast te stellen en hij zal daarover ook geen opheldering verkrijgen,
omdat het van geen belang is hoe lang hij al op de aarde leeft. En zo
ook laten de tijden waarin deze voormensen geleefd hebben zich niet vaststellen.
Maar het staat vast dat ze aan de mens zijn vooraf gegaan dat ze zich
in de oertijden overal hebben opgehouden, eveneens als een schepping die
diende om de eindeloos vele zielenpartikeltjes rijper te laten worden en
ze er zodoende ook toe bijdroegen dat deze partikeltjes zich positief
ontwikkelden, die zich dan weer in de mens mochten belichamen.
U mensen kunt het niet meer door middel van de tijd vaststellen en dit zal u ook
niet mogelijk zijn. Alleen kunt u naar schatting een tijdstip aannemen,
maar weet nooit of dit juist is, want het leven van ieder mens is begrensd.
Mijn schepping bestaat echter al eeuwigheden, die voor u ook eeuwigheden
zullen blijven, tot u eens het licht bereikt. Dan zult u ook weten dat
ook het besef van eeuwigheid voor Mij is als een vluchtig ogenblik.
Amen |