BD.9011 De weerstand vermindert de kracht van de liefdeaanstraling Niet de geringste weerstand mag zich tegenover mijn liefdeaanstraling opstellen, daar ze anders niet bij u werkzaam kan worden. En zo zult u het ook begrijpen, dat uzelf zich volledig vrij aan Mij moet overgeven, want elke dwang schakelt uit. En daarom is het dus in de eerste plaats uw wil die zich voor Mij moet buigen, maar dan kan Ik bezit van u nemen en laat Ik u werkelijk niet meer van Mij weggaan. Het gaat om uw wil, waar echter ook mijn tegenstander om strijdt met alle list en bedrog. U zult hem echter altijd herkennen, omdat hij u alleen met aardse goederen lokt, omdat hij u geen enkel geestelijk goed zal brengen, wat u enkel van Mij in ontvangst kunt nemen. Wanneer nu zulke gedachten u omringen, die u steeds alleen aan de aardse wereld binden, dan bent u in zijn macht. Wijdt u zich echter aan de gedachten die duidelijk mijzelf als bron hebben, en volgt u deze, dan wordt u weggevoerd van de aardse wereld. Want Ik wil, dat u zich met Mij verbindt juist door goede gedachten of een innig gebed, om u nu tot Mij te kunnen trekken, om u te geven wat voedsel is voor uw ziel, opdat ze ontvangt wat ze nodig heeft om tot volledige ontwikkeling te komen. Dan zult u waarlijk spijs en drank ontvangen, want dit is mijn liefdeaanstraling, waarvan u verzekerd bent wanneer u zich uit vrije wil aan Mij overgeeft, wanneer u uw hart voor Mij opent en mijn liefdeaanstraling wilt ontvangen. Maar altijd verlangt dit de bewuste vrijwillige toewijding aan Mij. Dan zult u echter ook niet meer verloren kunnen gaan. Dan keert u weer tot Mij terug, van wie u eens bent uitgegaan. Alleen één ding moet u niet vergeten, dat mijn liefde niet werkzaam kan worden, wanneer u zichzelf daartegen verzet, wanneer u Mij ook maar de geringste weerstand biedt. En weerstand is het reeds wanneer aardse dingen nog lokken, wanneer u omwille hiervan Mij achterstelt en Ik niet op de eerste plaats sta, wanneer u aardse dingen voorrang geeft en Ik dan niet meer alleen in uw hart ingang vind. De wereld heeft vele gevaren in zich, die u niet als zodanig herkent, die echter altijd de mens afhouden van geestelijk streven. En deze gevaren moet hij mijden, wil hij Mij geheel en al toebehoren. Want Ik geef hem waarlijk iets mooiers en beters wat tegen alle dingen van de wereld opweegt, wat echter alleen Ikzelf uitdelen kan aan de mijnen, aan hen die Mij geheel en al toebehoren en bereid zijn alles aan Mij te geven. En deze zullen aan het einde ook over alle anderen zegevieren, want dan zullen ze voor Mij de grootste geloofsbeproeving moeten afleggen en deze toch niet hoeven te verliezen, want Ikzelf zal hen bijstaan in de laatste strijd op deze aarde. Er zal dus wel veel van u gevraagd worden, maar toch hoeft u niets te vrezen. Want er zal u eveneens veel kracht gegeven worden, want u heeft de wereld geheel en al overwonnen. En waar zal de tegenstander dan nog zijn verleidingskunsten aan de dag leggen? Hij kan u niet meer naar beneden trekken de diepte in, want dan zou hij tegen mijzelf moeten worstelen. Mij echter ontvlucht hij en zo ook u die van Mij bent. En daarom wil Ik altijd alleen maar, dat u Mij met heel uw hart uw wil schenkt, opdat er voor u niets anders meer is, dan dat u in gedachten altijd maar bij Mij vertoeft, dat mijn liefdeaanstraling werkzaam kan worden en dat u zich innig met Mij verenigt. Dan heb Ik u gewonnen, dan bent u weer de oorspronkelijke verhouding binnengetreden, waarin u stond vanaf het begin. Alleen dat ene wil Ik, dat u weer net als eens naar Mij toesnelt, dat u de harten open gaan, waarin Ik nu weer mijn liefde kan laten stromen. En om dat te bereiken, moet u alles opofferen wat u met de wereld verbindt. Maar u kunt u verheugen op dat wat Ikzelf u laat toekomen. Verlies u alleen niet in aardse goederen die altijd alleen het middel zijn van de tegenstander die u verderven wil. Amen |