Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.9000
22 juni 1965

God kent de wil - Natuurcatastrofe - Bescherming van de dienaren

Alles is in het scheppingsplan opgenomen, en zo vloeit daar uit voort dat Ik ook op de hoogte ben van de wil van ieder mens en deze wil Mij als het ware aanleiding geeft, zijn levenslot zo vorm te geven, dat het de mens niets anders dan winst kan opleveren, vooropgesteld natuurlijk dat zoiets van de kant van de mens wordt nagestreefd.

En dat zult u zeker moeten geloven dat Ik wel weet hoe de wil van de enkeling zich richt, maar dat Ik ook niets kan doen om hem te veranderen of hem naar Mij toe te leiden. Maar Ik kan de mensen nog vele wegen laten gaan om een verandering van de wil te bereiken. Deze verandering van de wil heb Ik op het oog door mijn ingrijpen, waaraan weliswaar ontelbare mensen ten offer zullen vallen, maar voor wie steeds nog de poorten van het rijk, hierna geopend zijn om daar nog rijp te kunnen worden. Maar de mensen die in leven blijven is nog een uitermate grote genade verleend, deze verandering van de wil nog op deze aarde te kunnen realiseren om dan voor eeuwig gered te zijn.

Steeds weer wijs Ik u, mensen op dit gebeuren, maar Ik vind geen geloof. Het zijn er maar heel weinige die zich ernstig met dat wat komt, bezig houden, maar ook dezen kunnen zich geen voorstelling vormen van de omvang van de catastrofe, omdat die alles overtreft wat ooit op deze aarde is voorgekomen. En ook de enkeling kan er zich geen begrip van vormen, omdat de mensen van elk contact zijn afgesneden, omdat er geen samenhang meer bestaat tussen de plaatsen en ook tussen de landen die erdoor zijn getroffen. Er zullen streken zijn die volledig uitgestorven lijken, waar maar enkele mensen te vinden zijn om nu het leven voort te zetten. Ieder zal door ontzetting gegrepen zijn die zich niet aan Mij vasthoudt en geheel op Mij vertrouwt. En dan kan de wil een beslissing nemen. Ieder mens kan ook de weg naar Mij nemen en hij zal zeker door de chaos heen worden geleid.

Maar hij kan ook net zo goed het Wezen dat zoiets liet gebeuren vervloeken en de vloek zal hemzelf treffen. En juist omdat Ik de wil van de mensen in de eindtijd ken, is dit mijn laatste poging om de mensen het verschrikkelijke lot van de hernieuwde kluistering te besparen.

En wederom zult u vragen, waarom Ik zo'n verwoesting over de mensen laat komen, die alleen nog maar door de catastrofe op het einde overtroffen zal worden, omdat in u allen geen geloof meer te vinden is in een eeuwige God, in een Schepper van hemel en aarde, in Hem die ook zelf u heeft laten ontstaan. Er komen steeds minder mensen die het geloof nog bezitten en het nog niet hebben verloren, en dezen zullen ook niet in hun geloof verzwakken of echter al tevoren worden weggeroepen, opdat ze dit leed niet meer mee hoeven te maken. En u hoeft met geen mens medelijden te hebben die tevoren al uit het leven is heengegaan, want voor hem bestaat nog de mogelijkheid in het hiernamaals helemaal rijp te worden.

Wanneer echter de dag is gekomen dan zal het niets baten of hij ook vlucht, want mijn hand reikt tot overal, en zo houd Ik ook mijn beschermende hand boven ieder die Mij toebehoort. En bij dezen zat Ik duidelijk zichtbaar zijn, want ze zijn in de grootste nood en in deze nood kom Ik hen te hulp. En dan zal blijken waartoe de kracht van het geloof in staat is. Want wie maar mijn nabijheid zoekt, zal ook een bewijs hebben van mijn tegenwoordigheid en zijn geloof zal steeds sterker worden. En het tijdstip van het gebeuren zal niet lang meer op zich laten wachten, al zijn voor Mij duizend jaar als één dag.

Maar Ik heb u gezegd, u zult het meemaken. En dat betekent dat een groot deel van hen die mijn woord aannemen, dit alles zelf zullen ondervinden - dat Ik aan al diegenen nog grote eisen stel, dat dan de tijd van het werkzaam zijn is gekomen, daar u voor Mij nog ijverige knechten zult moeten zijn en dat Ik u niet eerder van de aarde wegneem tot u zich van deze taak heeft gekweten.

U allen die werkzaam zijn voor Mij en mijn rijk zult u aangesproken moeten voelen. Want Ik zeg u steeds weer dat Ik niet veel arbeiders heb in mijn wijngaard en dat Ik daarom ieder zal beschermen die zich aan Mij ter beschikking stelt. Hieruit al zult u ook kunnen afleiden dat er niet veel tijd meer verloopt tot die catastrofe, die voor u niet is voor te stellen, zowel wat de omvang betreft als ook in leed en ellende die ze voor de overlevenden betekent. En daarom moet Ik die mensen met grote kracht uitrusten opdat ze Mij als steun zijn in deze tijd van rampspoed. En Ik zal ook u die volgens de natuurwet door grote zwakte bent aangetast de kracht geven, omdat Ik u in deze tijd nodig heb en alle maar te bedenken middelen aanwend om het getal van de mijnen maar te vergroten, om hun een vast geloof te geven en zo nog in te werken op hen die zonder geloof zijn in een God en Schepper, die alle macht heeft over hemel en aarde en dus ook diegenen het leven kan verlengen die hen willen helpen te geloven.

En denk er aan dat het einde van een verlossingsperiode is gekomen, dat deze tijd toch op 'n ongewone wijze moet worden benut en dat Ik daarom ook ongewone middelen aanwend om maar een vonkje geloof te ontsteken in de mens voor hij zijn leven moet geven. Want als hij maar dit kleine vonkje in zich heeft, dan is hem ook het opgaan in het geestelijke rijk verzekerd.

Maar geheel zonder geloof van de aarde te scheiden is zonder hoop en eindigt met de hernieuwde kluistering, omdat het hiernamaals de poorten heeft gesloten op het moment dat de oude aarde wordt ontbonden. Daarom ook zal Ik op het einde nog alles doen om de mensen te bewegen hun wil te veranderen, en omdat mijn zacht aanspreken niet door hen wordt gehoord, spreek Ik ze luider toe, zo luid, dat ze deze stem wel moeten horen. Maar of ze Mij zelf daarin herkennen, staat hun ook dan nog vrij, maar het bezegelt hun verdere lot.

Maar u die van Mij bent, u bent verzekerd van mijn bescherming en zegen in geestelijke en aardse nood, want Ik heb u nodig. En al gaat u ook zware tijden tegemoet, u bent toch onder mijn hoede en u zult niets hoeven te vrezen.

Amen