BD.8977
18 en 19 mei 1965
Gelukzaligheid - Lichtrijk
U allen bent mijn schepselen, voortgekomen uit mijn liefde. En deze liefde wordt niet minder, ze is en blijft van dezelfde kracht en zal zich altijd om u bekommeren, ook wanneer u zich door uw wil van Mij hebt gescheiden. Liefde is mijn oersubstantie en daarmee is al het geschapene door Mij zelf doorstraald en het kan dus niet minder worden. Maar wat wil de liefde eigenlijk? Het wil niets anders dan zich weggeven en gelukkig maken wat weer liefde wil ontvangen. Alles is door de liefde in het leven geroepen. Elk scheppingswerk is liefdeskracht en dus is ook alles onvergankelijk wat Mij zelf als oorsprong heeft. Maar wat stelt u zich voor als liefde? Ze is en blijft steeds het verlangen naar aaneensluiting, alleen kan uw verlangen ook een verkeerd gerichte liefde zijn. Maar in u is het verlangen dat te bezitten wat u liefhebt.
Wanneer u nu uit een buitengewoon zuivere liefde bent voortgekomen, dan is mijn verlangen naar u ook in overeenstemming met deze liefde. Ik wil u alleen gelukkig maken, u gelukkige omstandigheden verschaffen, u dus al datgene teruggeven wat u vrijwillig had opgegeven. Ze wil u weer in de toestand plaatsen die - daar u voortbrengselen van de liefdeskracht bent - een toestand van hoogste gelukzaligheid was. En wanneer u nu in de toestand van onvolmaaktheid elke mogelijkheid ontbreekt om te vergelijken, dan zult u zich ook niet kunnen voorstellen waarin deze gelukzaligheid bestaat.
U zult steeds worden bedeeld naar de graad van liefde waarin u zich zelf bevindt en met toenemende liefde zult u ook steeds grotere gelukzaligheid mogen ervaren. Deze gelukzaligheden bestaan in ontelbare geestelijke belevenissen, in een soort scheppend bezig zijn, in het aanschouwen van geestelijke scheppingen, in voortdurend verlangen en voortdurend vervullen, in het horen van mijn woord. Dit alles veroorzaakt een gelukzaligheid waarvoor u mensen elk begrip ontbreekt. Want steeds wil mijn eindeloos diepe liefde u gelukkig maken, u iets schenken dat u vroeger bezat.
Maar de hoogste gelukzaligheid zal voor u steeds het doorgeven van de krachtstroom van mijn liefde zijn. Want steeds zullen er plaatsen zonder licht zijn die u met licht zult moeten bedelen. En het doorgeven van mijn liefdeskracht betekent diegenen de waarheid te brengen die u in alle overvloed bezit, die u ook onbeperkt wordt toegestuurd. Daarin bestaat uw gelukzaligheid die voor u nog totaal onbegrijpelijk is, want licht verder leiden in de duisternis is in zekere mate gelukkig makend, want het neemt voortdurend toe en wordt door zo’n wezen niet meer opgegeven.
Steeds zal de ziel willen helpen en steeds zal ze ook hulpbehoevende zielen vinden. En deze hulp is voor haar gelukkig makend en zal toch nooit ter wille van de eigen gelukzaligheid worden uitgevoerd, maar steeds zet alleen de liefde de ziel aan tot deze hulp. Maar de liefde is in iedere ziel zo sterk dat zij alleen al gelukzaligheid bereidt die onmetelijk is. Er wordt dus door geen ziel de gelukzaligheid nagestreefd wat ze zou kunnen ervaren als beloning, want daar verlangt geen ziel naar. Maar de overgrote liefde zet haar onophoudelijk aan tot een werkzaamheid die op zichzelf gelukzaligheid is, of deze in het scheppen en vormgeven bestaat, of in het uitdelen van de waarheid. Ze zal steeds als gelukzaligheid worden ondervonden omdat ze steeds bestaat in het gelukkig stemmen van andere wezens, dus kan er van een eigen beloning niet meer worden gesproken.
De geestelijke wereld biedt u zoveel heerlijkheden - die echter oorspronkelijk uw aandeel zijn geweest en die u nu weer in bezit zult mogen nemen, die u daarom onmetelijk gelukzalig stemmen. Het is dus de oorspronkelijke toestand waarin u zich bevond. En als mens bevindt u zich nu in een zeer gebrekkige toestand, zodat u een eeuwige gelukzaligheid wordt voorgesteld als waard om naar te streven. U zult zich er echter geen voorstelling van kunnen maken wat onder deze gelukzaligheid is te verstaan. Maar zoveel zult u moeten weten, dat u niet meer terug zou willen keren in die gebrekkige toestand waarin u de liefde nog niet volledig hebt doorgrond - die u alsmaar zou willen uitstralen op die wezens die licht nodig hebben. Want zelf weer gelukkig te kunnen maken zal voor u de grootste gelukzaligheid zijn. En daar zult u steeds gelegenheid voor hebben wanneer mijn liefdesstraal u zelf kan raken, die u altijd weer verder zult kunnen leiden in de gebieden waar nog duisternis is. En dan is het voor u de taak die u zelf gelukkig stemt.
Amen |