BD.8858
23 september 1964
Een grote dwaling wordt rechtgezet
In het begin der tijden kwam alleen het volmaakte uit Mij voort, dus kunt u het aanvechten als Ik u voorgesteld word als een Schepper die onzuivere geesten geschapen heeft. Ik zelf ben de Schepper van het wezenlijke, want buiten Mij is er geen kracht die wezens kon scheppen. En de eerste door Mij buiten Mij geplaatste lichtgeest werd dus door mijn kracht doorstraald en er kon alleen het volmaakte uit ons beider liefde en kracht voortkomen. En dat is ook wat u begrijpen moet, dat Ik niets tegen mijn ordening van eeuwigheid kan doen, dat Ik ook geen onvolmaakte wezens buiten Mij kon plaatsen, die zelf in vrije wil pas na een eindeloos lange tijd besloten zich van Mij af te keren, die echter op geen enkele wijze door Mij beïnvloed werden in strijd met de goddelijke orde te handelen, veeleer handelden zij in geheel vrije wil. Zo zult u pas mijn plan van eeuwigheid begrijpen, dat Ik Mij hun vergoddelijking ten doel gesteld heb, en zo zult u ook begrijpen waarom Lucifer, de lichtdrager, tot mijn tegenpool geworden is.
Als u een voorstelling van het scheppen van de wezens zo gegeven wordt zoals het totaal onmogelijk is, dan twijfelt u aan mijn volmaaktheid en dan twijfelt u ook aan mijn liefde voor al het geschapene, dat overeenkomstig mijn wil gebrekkig gevormd was (moest zijn) vanaf het begin. U kunt dan ook niet het gebeuren begrijpen dat gelegen was in de afwijzing van de kracht van mijn liefde en Ik moet u allen de waarheid daarover doen toekomen, want uit de ene dwaling vloeit de andere voort. Dat echter zo'n dwaling kon binnensluipen in goddelijke openbaringen is altijd het gevolg van verstandelijk denken, dat gebruikt wordt door mijn tegenstander, die verwarring tracht te stichten, wat ook weer een aanleiding ervoor is dat Ik Mij steeds weer opnieuw moet openbaren en (om) u in alle zuiverheid de waarheid bekend kan (te kunnen) maken.
De afval van Mij kwam op een manier tot stand, dat er eerst eeuwigheden verstreken voordat hij plaatsvond, dat dus voortdurend mijn liefde de wezens kon doorstralen en zij voortdurend bovenmate gelukzalig waren. En ook het wezen dat Ik Mij als eerste opnamevat schiep om mijn liefde hierin binnen te stralen, was eeuwigheden lang ontvanger van deze krachtstroom van liefde, tot het zich dan losmaakte van Mij in vrije wil, die het als goddelijk schepsel bezat. Als Ik echter een schepsel geschapen had dat onzuiver was, dan zou Mij zelf het verwijt getroffen hebben zo'n wezen het leven gegeven te hebben, wat echter eeuwig niet het geval kan zijn, want Ik ben de Volmaaktheid zelf. Ik heb geen tekortkomingen, Ik ben zuivere Liefde en die schept niets onzuivers maar ze doet alles om dat wat onzuiver geworden is weer tot loutering te brengen.
Doch hoe onjuist wordt u de scheppingsdaad voorgesteld en tot welke gevolgen leidt dit. Steeds weer breng Ik u de zuivere waarheid, omdat u zonder de waarheid Mij zelf niet juist ziet, omdat u zich een voorstelling maakt van Mij, wiens volmaaktheid in twijfel wordt getrokken en omdat u daarom ook dit Wezen niet zou kunnen liefhebben, aan wiens volmaaktheid u twijfelt. Want ook u bent in alle volmaaktheid uit Mij voortgekomen, hoewel u nu de weg door de diepte gegaan bent om weer tot dat te worden wat u was in het allereerste begin. Dat Ik u niet alle geestelijke motiveringen kan duidelijk maken, zult u begrijpen vanwege de geringe graad van inzicht die u nu hebt als gevolg van de zonde van het verzet tegen Mij. Maar toch moet alles overeenstemmen wat u daarover wordt medegedeeld. En wanneer er een grove tegenstrijdigheid bestaat, dan kunt u deze zonder bezwaar afwijzen en dit voor uzelf zo verklaren dat het verstand van de mens daarbij betrokken is geweest, dat door de tegenstander kan worden beïnvloed.
Alleen het plan om de door Mij geschapen wezens te vergoddelijken heeft Mij ertoe gebracht de afval van de wezens niet in de weg te staan, maar deze heeft plaatsgevonden in vrije wil, van het hoogste niveau van volmaaktheid omlaag naar de diepste diepte. En alleen de zekerheid dat Ik al deze wezens weer terugwin, liet Mij niet belemmerend ingrijpen, maar loochent niet dat zij in hoogste volmaaktheid geschapen werden, evenals hun heer die als lichtdrager als eerste de val voltrok, die Ik echter niet zo gevormd had dat hij het moest doen, integendeel: de vrije wil is beweegreden geweest om te vallen, zoals ook de vrije wil weer omhoog moet streven om dat te worden wat hij was in het allereerste begin.
Amen |