BD.8849
2 september 1964
De heiligen der laatste dagen
Hoe vaak al heb Ik me aan de mensen geopenbaard en hen mijn wil bekend gemaakt? En als de mensen zich alleen maar aan mijn woord zouden
hebben gehouden, zouden alle ontstane dwaalleren direct zijn herkend als
tegen mijn wil gericht. Maar elke geestesrichting heeft zijn aanhangers
en zo ontstonden er hele geloofsgemeenschappen, die voor de waarheid van
datgene, wat ze leerden, opkwamen; die zich houden voor de "heiligen
van de laatste dagen"en hun opvattingen zo voorstaan, dat tegenover
hen nauwelijks een mens zich kan staande houden. Maar nu openbaar Ik me
duidelijk, doordat Ik al die leren brandmerk, die mijn woord - u van boven
gegeven - tegenspreken. En dit zijn er een heleboel.
Het is van zo grote betekenis, rechtstreeks van boven te worden aangesproken
en mijn woord te vernemen, dat daarbij waarlijk elke dwaalleer uiteen
moet vallen in het niets; dat ze geen recht meer heeft als waarheid te
bestaan. Want de Bron van de waarheid ben Ik zelf, de eeuwige Waarheid, die u nooit ofte nimmer in dwaling kan leiden, die u geen verkeerde leer
zal opdringen, die zuiver en puur is en blijft tot in alle eeuwigheid.
Er kan dus steeds maar één waarheid bestaan en deze mag
zichzelf niet tegenspreken. Zolang u mensen zich nog aan uiterlijkheden
vasthoudt, zolang u het bereiken van de rijpheid van uw ziel daarvan afhankelijk
maakt, zolang bevindt u zich niet op de bodem van de waarheid. En zolang
u niet op de hoogte bent van de reden van uw belichaming op deze aarde,
zult u ook niet de juiste weg betreden, die u naar het doel leidt dat
u moet bereiken.
U, mensen, denk er eens ernstig over na, in hoeverre elke door u verdedigde
geestesrichting overeenstemt met mijn woord, dat u van boven werd toegestuurd.
En streef er allen naar, een mens te vinden, die de genade en de rijpheid
heeft om Mij als opnamevat te dienen. En wanneer dit het geval is, zult
u nauwelijks een leerstelling vinden die de andere tegenspreekt, want
deze zijn alle door de geest aangeleerd. Ze zijn door Mij zelf aangeleerd
en dat waarlijk in alle waarheid. En overal zal mijn woord veld winnen.
Overal worden ook diegenen aangesproken, die nog in dwaling rondgaan.
Maar in alle wilsvrijheid moeten ze de genadegaven van Mij in ontvangst
nemen. Ze kunnen niet worden gedwongen. En daarom zullen er altijd weer
mensen moeten zijn, die door mijn boden werden onderricht en die nu ijverig
werk in de wijngaard moeten verrichten, doordat ze weer doorgeven.
Maar niets gebeurt zonder strijd. Niemand zal bereid zijn, de dwaling
los te laten. U zult als mijn arbeiders moeten spreken en daarvoor mijn
genade voor u vragen. Maar één ding moet u duidelijk zijn:
dat het geen gemakkelijke arbeid is, de mensen, die al te zeer in de dwaling
verstrikt zijn, de zuivere waarheid te brengen. Want elke geestesrichting
blijft bij haar geestelijke leer en laat zich alleen dan overtuigen, wanneer
de mens een grote hoeveelheid aan liefde heeft. Dan is de geest gewekt
en verlicht deze hem als een helder schijnsel van binnen. Dan neemt hij
alles aan, wat u hem verkondigt en is hij u dankbaar voor het licht, waarin
hij de samenhang van alles nu kan herkennen en begrijpen.
Er kan aan alle geestesrichtingen - hoe ze zich ook noemen -
steeds slechts die ene vraag worden gesteld, of in hun gemeente "mijn geest" werkzaam is, die zich dan op die manier uit, dat een mens
een belangrijk weten wordt toegezonden, zonder eigen toedoen. Een weten,
dat hem opheldering verschaft over zijn oorsprong en zijn einddoel. Daar
zal ook steeds de zuivere waarheid uit Mij zijn, omdat Ik steeds alleen
maar hetzelfde kan zeggen, omdat de eeuwige Waarheid nooit anders wordt
en dus blijft bestaan tot in alle eeuwigheid. En wanneer de mensen maar
de goede weg zouden willen gaan, de weg naar Mij en Mij om opheldering
vragen - ze zouden allen waarlijk vol zijn van de geest en geen
mens zou meer kunnen vervallen in de onjuiste leren.
Doch dit is een aangelegenheid van de vrije wil. En de mensen gebruiken
hun wil niet ten volle, maar ze luisteren naar wat hen door eveneens niet
gewekte mensen wordt gezegd. En daarom groeit de dwaling tot in het oneindige.
Daarom wordt hij niet onderkend en daarom komen ontelbare mensen voor
dwaalleren op, die ze echter als dwaling zouden kunnen herkennen, als
ze daartoe de wil zouden opbrengen. En dat is de grote geestelijke nood.
En ter wille daarvan heb Ik veel arbeiders in mijn wijngaard nodig. En
slechts weinigen zullen zich door dezen laten onderrichten; slechts weinigen
nemen dat als waarheid aan, wat hen wordt aangeboden van boven. Maar Ik
zal ieder zegenen, die Mij in mijn werk ondersteunt, die ophelderend bezig
is en zo de grote geestelijke nood helpt op te heffen.
Amen |