BD.8836
4 augustus 1964
Handelingen der apostelen 7: 55-56
Waarom houdt u zich niet aan mijn eenvoudige uitleg, dat Ik voor u mensen niet zichtbaar ben in mijn Wezen, dat u zou verteren als Ik u wilde toestralen in de totale volheid van de kracht van mijn liefde? Waarom stelt u zich niet tevreden met de uitleg, dat Ik Me in Jezus een vorm heb geschapen, om voor u zichtbaar te kunnen zijn? Maar u zult een vergeefse strijd voeren tegen diegenen, die Mij en Jezus gescheiden willen voorstellen, die zich op mededelingen beroepen, die ze niet begrijpen, omdat hun geest nog niet is gewekt. Niemand kan God zien zonder te vergaan.
In Jezus ben Ik voor hem zichtbaar. Waar men zogenaamd Mij en Jezus gezien meent te hebben, daar is ook de dwaling duidelijk, omdat dat nooit ofte nimmer mogelijk is. Ook de apostelen konden dit mysterie niet begrijpen, op enkele na. En dus leidde dit tot berichten, die niet overeenstemden met de waarheid, die steeds dan zijn aan te vechten, wanneer er van een Godheid naast Jezus wordt gesproken. Stephanus zag weliswaar de hemel geopend en hij zag ook Jezus in stralende helderheid, hij zag Hem als God, maar de mensen rondom hem verbonden zijn visioen met zuiver menselijke begrippen. En het is deze zin "waar Hij zit aan de rechter hand Gods", die van menselijke zijde is toegevoegd, omdat dit niet kan bestaan. Want Jezus en God is één.
Ik ben een onmetelijk helder vuur, dat zich niet aan u zichtbaar kan maken, dat u in uw onvolmaaktheid niet zou kunnen zien en dat u ook in de staat van volmaaktheid zo mateloos zou treffen, dat u zou willen vergaan. Wie dus zegt, hij zou "Mij en Jezus aan mijn rechter zijde" willen zien, is nog gebonden aan de schrift, die hij zelf niet in staat is te begrijpen, die in beelden tot hem spreekt, maar nooit de woorden van de schrift zo weergeeft, zoals Stephanus ze heeft uitgeroepen, toen hij in staat was geestelijk te zien. En net zo is het gesteld met de grondleerstellingen van de kerk, die luiden "dat Jezus aan de rechter hand van God zit". Ze zijn ontstaan vanuit een onjuiste voorstelling.
Dat was de reden van de afval van God, dat de wezens niet in staat waren Hem te zien, dat Hij zich niet als Wezen aan hen openbaarde en Hij zich dus daarom een vorm schiep, in welke Hij zich uitstraalde.
Ik werd dus één met de vorm Jezus.
Net zo is het met de leer der mormonen gesteld, die eveneens de menswording van God in Jezus niet kunnen begrijpen en daarom de leer van de drie goden verdedigen. En dezen wil Ik één ding zeggen: U gelooft u niet los te kunnen maken van deze leer, maar u zult moeten weten, dat ze u niet meer zo onderwezen wordt, zoals ze eens van Mij is uitgegaan.
Want ook u had mijn woord in alle waarheid, maar wat hebt u ervan gemaakt? Wat van Mij is uitgegaan, is de zuiverste waarheid, maar u niet meer bekend. En u hebt er een dwaalleer van gemaakt, die in veel opzichten afwijkt van de waarheid en u probeert nu deze dwaalleren over te dragen op diegenen, die Ik zelf onderricht.
Maar steeds weer kies Ik Me een geschikt vat uit, waarin Ik mijn geest kan uitgieten. En dit kan helder licht in de duisternis van de geest brengen. Het kan u opheldering verschaffen over die problemen, die u als strijdvragen bezig houden.
En er zal voor u een zegen uit voortvloeien, want alleen de waarheid brengt u naar het doel en onophoudelijk probeer Ik deze naar de aarde te leiden, opdat u niet kunt zeggen, dat hij, voor wie de waarheid van groot belang is, niet door Mij is aangesproken. U zult ze alleen innig moeten begeren, daar ze u anders niet kan worden toegestuurd, daar dit mijn voorwaarde is, waarvan Ik niet kan afwijken. Dan zal de waarheid zeker tot u worden geleid en u zult ook zeker uw doel bereiken, u zult eeuwig gelukzalig worden.
Amen |