BD.8798
4 april 1964
God schiep alleen wezens in dezelfde volmaaktheid (2) - Voortzetting van BD.8797
Maar er is na de schepping van mijn eerste lichtwezen door Mij zelf niets tweederangs uit Mij en dit lichtwezen voortgekomen. U mensen bent nog steeds in uw denken begrensd, omdat u nog niet volmaakt bent. En zo is ook de gedachte in u opgekomen dat de uit ons beider liefde voortgekomen wezens niet met het eerst geschapen wezen kunnen worden gelijkgesteld. Maar deze gedachte is verkeerd, want het was dezelfde kracht en dezelfde wil van liefde die hen liet ontstaan. En er waren steeds alleen hoogst volmaakte wezens, echte evenbeelden van Mij zelf.
U mensen meet wel uw medemensen aan elkaar af. U zult rijpere en minder rijpe karakters kunnen waarnemen. En daarom gelooft u ook zulke waardeoordelen te kunnen hebben over de wezens die in het allereerste begin werden geschapen. Maar het moet u dan ook begrijpelijk zijn, dat zulke waardeoordelen niet gepast zijn tegenover de voortbrengselen die uit Mij en mijn liefde voortkwamen. Er bestond alleen het hoogst volmaakte, wat er ook aan geestelijke zaken werd geschapen. En in het bijzonder de geschapen wezens bevonden zich in hoogste volmaaktheid.
Dat ze desondanks voor een deel gevallen zijn, geeft u niet het recht aan te nemen dat deze "gevallen" wezens minder volmaakt waren, dat ze vielen omdat hun verwekker Lucifer door zijn steeds terugkerende afweer van mijn liefdeskracht wezens van geringere waarde zou hebben geschapen. Want zelfs van de eerste door de wil van onze liefde voortgebrachte wezens, volgde een deel hem na, toen hij zich van Mij afkeerde en op de diepte aanstuurde. Ook was de wil van de afzonderlijke wezens niet verschillend sterk, maar vrij. En dit verklaart alles. Want de vrijheid kent ook geen beperking en een vrije wil moet zich in alle richtingen kunnen ontplooien.
Het verkeerde denken van de afzonderlijke wezens is de tweede verklaring voor de val. Want het denkvermogen liet ook een foutief denken toe, een andere uitleg van dat, wat als mijn woord door de voortdurende doorstraling van liefde in de wezens weerklonk. Ze waren niet gedwongen het woord op één manier uit te leggen. Ze konden er op grond van hun denkvermogen ook een andere betekenis in leggen en hebben dit ook gedaan toen ze mijn liefde afwezen. Want daardoor verloren ze ook aan kracht van inzicht en hun denken raakte verward. En er kwam nog bij, dat de hun onbeperkt toestromende liefdeskracht hen aanmatigend liet worden, dat ze in hun volheid van kracht meenden dezelfde macht te hebben, dat dus de liefde voor hun Schepper afnam en het wezen als het ware eisen stelde, wat tot uitdrukking kwam in het verlangen dat Ik Me aan de wezens zichtbaar bekend moest maken.
Ze geloofden daartoe het recht te hebben en deze verkeerde gedachtegang werd op hen overgedragen door mijn eerst geschapen wezen. Want het had dit verlangen, tegen beter weten in dat dit onvervuld moest blijven, wilden de door Mij geschapen wezens blijven bestaan. Er kan dus wel van geen der gevallen wezens gezegd worden, dat het alleen maar een slachtoffer van de wil van zijn verwekker zou zijn geweest. Want ieder afzonderlijk wezen had zijn zelfbeschikkingsrecht en bezat ook het helderste inzicht. Maar ieder gevallen wezen werd aanmatigend van geest en vergat, of wilde niet erkennen, dat het uit Mij was voortgekomen, dat Ik dus zijn Schepper en Vader ben geweest, tegen wie in opstand te komen de zwaarste zonde was, die het wezen zelf nooit meer zou hebben kunnen teniet doen.
Alle wezens waren gelijk volmaakt geschapen. En dat alleen al is een bewijs van een buitengewoon grote schuld: dat een deel van de wezens Mij trouw bleef, die net zo waren geschapen, alleen hun liefde voor Mij behielden, terwijl de "gevallenen" mijn liefde afwezen en dat hun grote oerzonde is geweest, die nu Een teniet zou moeten doen, die tot mijn wezens behoorde die Mij trouw waren gebleven.
De gevallen wezens zijn niet te verontschuldigen met welke gebrekkigheid dan ook, met ontbrekende kracht van inzicht, matig licht of zwakke wil. Ze waren precies zo geschapen als diegenen die Mij trouw bleven, maar ze namen in het bewustzijn van hun onmetelijke kracht uit aanmatiging mijn liefdeskracht niet meer aan en werden daardoor nu ook van elke kracht beroofd. Ze moeten zich met veel moeite weer de kracht bevechten, willen ze weer dat worden wat ze waren in het eerste begin.
Elke gebrekkigheid zou een verontschuldiging zijn geweest voor de afval van een wezen, maar die was er niet. En toen Lucifer de eindeloze schare zag van de geschapen wezens die zich in het helderste licht en de grootste kracht bevonden, die uit zijn wil en met gebruikmaking van mijn kracht waren voortgekomen, verhief hij zich boven Mij, omdat hij Mij niet kon zien, maar hij zelf voor de eindeloze schaar der geesten zichtbaar was in zijn heerlijkheid.
Maar talloos vele oergeesten bleven Mij trouw, die precies eender geschapen waren als die afgevallenen. En ze hadden vanuit Mij niets voor, alleen dat ze de eindeloze liefde die hen vervulde, die ze voortdurend van Mij ontvingen, Mij weer teruggaven en daardoor steeds gelukzaliger werden, terwijl de liefde van de gevallen wezens een zelfzuchtige liefde werd, die niet meer gelukkig wilde maken, daarentegen alleen maar wilde nemen.
Dit gebeuren zal voor u mensen onverklaarbaar zijn en blijven, omdat het een geestelijk gebeuren was dat ook alleen de geest kan begrijpen. Desondanks kan u ongeveer de samenhang worden verklaard, die Mij ertoe bracht de materiële wereld en haar scheppingen te laten ontstaan. En steeds weer zal Ik proberen, voor zover uw verstand het begrijpt, u opheldering te geven en voor u elke verkeerde opvatting recht te zetten. Want al een enkele verkeerde gedachte is voldoende, dat u zich een valse gedachtenconstructie bouwt, die u dan niet meer zult willen slopen en die toch ver van de waarheid af staat.
U doet er ook goed aan niet over zaken te piekeren die voor het heil van uw ziel van geen belang zijn, waar alleen maar een soort van weetgierigheid is te onderkennen, waarvan de bevrediging helemaal niet bijdraagt tot het rijp laten worden van de ziel. Want wat u absoluut nodig hebt te weten, dat zal Ik u ook doen toekomen, maar steeds met de beperking dat uw eigen zielenrijpheid de mate bepaalt waarin Ik uitdeel.
Doch steeds zult u moeten weten dat Ik hoogst volmaakt ben, dat alles op mijn liefde, wijsheid en macht is gebaseerd en dat er geen onvolkomenheden kunnen bestaan, waar deze band met Mij bestaat. En deze heeft bestaan bij de schepping van de wezens, want het buiten Mij geplaatste wezen - de Lichtdrager - was Mij in innigste liefde toegedaan en kon daarom ook onbeperkte gelukzaligheden ontvangen door het toestromen van de kracht van mijn liefde. En het gebruikte deze liefdeskracht weer volgens mijn wil, omdat zijn wil evenzo gericht was als die van Mij, zolang de innigste liefde ons verbond.
Maar elke scheppingsdaad vereiste het toestromen van de kracht van mijn liefde. En dus was ook ieder geschapen wezen volmaakt te noemen, toen het in het leven werd geroepen. Dat het toen helemaal veranderde en een onvolmaakt wezen werd, was alleen het gevolg van zijn vrije wil, die zo lang gelijk met Mij opging, als de liefde van het wezen Mij toebehoorde. Toen het mijn liefde afwees, moest het uit de eeuwige ordening treden. Het bezat echter zolang het helderste licht, tot het definitief beslist had zich van Mij af te keren. Toen pas verloor het zijn inzicht. Toen pas verduisterde zijn geest en toen pas stond het tegenover Mij. Het was niet meer een goddelijk wezen. Integendeel, het nam alle eigenschappen aan van degene die Mij als eerste zijn liefde opzegde en mijn tegenstander werd.
Nu had het zijn volmaaktheid prijsgegeven. Het was gebrekkig gevormd en het was Mij vijandig gezind. De kracht van mijn liefde kon hem niet meer beroeren en dus verhardde elke geestelijke substantie, die Ik nu omvormde tot scheppingen die materie werden, tot het geheel tegenovergestelde van dat wat het aanvankelijk was geweest. Dit gevallen wezenlijke heeft evenwel te allen tijde de mogelijkheid zijn oerstaat terug te winnen wanneer het daartoe bereid is, wanneer het zijn weerstand tegen Mij opgeeft en zich eens weer in vrije wil door mijn liefdeskracht laat aanstralen. De afval van Mij vond plaats in vrije wil en de terugkeer naar Mij moet eveneens in vrije wil geschieden. Dan zal het wezen weer grenzeloos gelukzalig zijn en het ook eeuwig blijven.
Amen |