BD.8793
29 maart 1964
Bereiken de niet gevallen oergeesten het kindschap Gods?
U zult op elke vraag antwoord krijgen, opdat elke verkeerde
opvatting u wordt weerlegd, opdat u niet onwetend bent terwijl u naar
het juiste weten verlangt. De vergoddelijking van de wezens die door Mij
geschapen zijn, is mijn doel, dat Ik me bij de schepping gesteld heb en
ook eens zal bereiken. Alles wat uit Mij voortkwam, was hoogst volmaakt.
Het waren wezens die helemaal aan Mij gelijk waren, het waren mijn evenbeelden,
die Ik buiten Mij geplaatst had als zelfstandige wezens maar het waren
steeds alleen mijn werken, die niet anders konden zijn dan zoals Ik ze
geschapen had, het waren mijn schepselen.
Ik echter wilde kinderen naast Me. En daarom liet mijn wil hen vrij toen
ze tegenover Mij de wilsproef moesten afleggen, of ze hun volmaaktheid
behielden ondanks de mogelijkheid deze te laten omslaan in het tegendeel.
Deze wilsproef vereiste dat het wezen ook aan alle verzoekingen was blootgesteld,
waaraan het had te weerstaan, want elke kracht heeft weerstand nodig waartegen
ze zich bewijzen kan. Dus begrijp het goed, ieder wezen werd geconfronteerd
met de verzoeking omdat het een vrije wil bezat die op elke richting zijn
keus kon laten vallen.
Het eerste wezen nu - Lucifer de lichtdrager - dat mijn overgrote liefde
buiten Mij had geplaatst, moest als eerste Mij ook het bewijs leveren
dat het de hem geschonken hoogste volmaaktheid wilde behouden. Het werd
zo overmatig met de kracht van mijn liefde doorstraald dat het baadde
in hoogste gelukzaligheid en zijn kracht, die hem van Mij uit voortdurend
toestroomde, gebruikte om geheel gelijke wezens te scheppen, omdat het
in zijn volmaaktheid net als Ik scheppend werkzaam kon zijn. En dit gebeuren
van het scheppen van wezens duurde eeuwigheden, maar het waren steeds
schepselen die echter ook niet anders dan hoogst volmaakt konden zijn.
Nu verlangde Ik van mijn eerst geschapen wezen, Lucifer, alleen maar de
erkenning van Mij zelf als Bron van kracht, dus eiste Ik alleen maar van
hem dat hij Mij ook tegenover de wezens die hij geschapen had als Diegene
bekend zou maken uit wie hij zelf ook was voortgekomen. Daar nu echter
zijn wil helemaal vrij was, kon hij zo ook mijn wil minachten, wat hij
ook gedaan heeft doordat hij tegenover de wezens pretendeerde zelf het
hoogste wezen te zijn, en dat omdat dezen Mij niet konden aanschouwen,
terwijl hij voor hen in alle heerlijkheid zichtbaar was. Daarmee doorstond
hij de wilsproef niet en gedroeg zich nu tegenover de geschapen wezens
als verleider. Hij probeerde hun wil eveneens te bewegen, deze van Mij
af te keren en hij had daar veel succes mee. Want ook vele van deze wezens
erkenden hem, ondanks 'n overgrote volheid van licht, ondanks het helderste
inzicht, als 'heer der eeuwigheid' en braken met Mij - gewoonweg
omdat Ik voor hen niet zichtbaar was.
En deze afvallig geworden wezens moeten nu uit de diepste diepte, waar
ze zichzelf in gestort hebben, weer ten hogen komen. Ze moeten nu uit
vrije wil proberen zich te vergoddelijken, wat hun ook met mijn steun
mogelijk is. En hebben ze het doel bereikt dan zijn ze tot kinderen Gods, mijn kinderen, geworden, volmaakte wezens die zelf deze volmaaktheid hebben
nagestreefd en bereikt. Dan heb Ik ook het doel bereikt dat Ik me bij
het scheppen van de wezens gesteld heb.
Er bleef bij Mij echter ook een groot deel van de oorspronkelijk geschapen
geesten trouw, ze boden weerstand aan Lucifers verzoekingen, ze doorstonden
dus de wilsproef toen ze moesten beslissen wie ze tot hun Heer kozen.
Hoe staat het nu echter met hun kindschap Gods ? U moet weten dat deze
niet gevallen wezens de hoogste gelukzaligheid genieten, want ze hebben
van hun volmaaktheid niets ingeboet en voortdurend worden ze nog door
de kracht van mijn liefde doorstraald, die hun deze onvoorstelbare zaligheid
bereidt. Door hun volmaaktheid zijn ze echter ook wetend, mijn heilsplan
is hun bekend, ze zien de onzalige staat van de afgevallen oergeesten
en hun liefde voor hen is zo groot dat ze deel willen hebben aan mijn
verlossingswerk om de terugkeer van de eens gevallen geesten te bevorderen.
Voor dit werk om (dezen) terug te brengen zijn echter eeuwigheden nodig,
welke u, mensen niet vermag te schatten. En steeds weer hebben de gevallen
oergeesten in het stadium als mens daadkrachtige hulp nodig, want ze hebben
wel de goddelijke liefdesvonk in zich die voor hen de terugkeer mogelijk
maakt, maar ze zijn zo krachteloos dat ze hulp nodig hebben. En deze hulp
wordt hun nu door die niet gevallen lichtwezens verleend, die zich met
dat doel als mens op aarde belichamen en zodoende eveneens de gang door
de diepte gaan, waar ze zelf aan alle verzoekingen zijn blootgesteld en
nu ook bewust de wilsproef afleggen. Deze wilsproef doet hen tot mijn
kind worden, dat na doorstane beproeving nu helemaal vrij naast Mij schept
en werkt en niet alleen volgens mijn wil werkzaam is - ofschoon ook deze
niet gevallen oergeesten al eerder een onbegrensde zaligheid beschoren
was.
En het komt door het ontzaglijk grote aantal van die gevallen wezens,
dat er eeuwigheden nodig zijn, tot het doel van de vergoddelijking van
alle wezens bereikt is. Daarom bestaan er ook eindeloos veel mogelijkheden
voor de lichtwezens die Mij trouw gebleven zijn, om in vrije wil mee bij
te dragen aan de redding van de gevallen oergeesten. En doordat ze door
het overwinnen van de diepte proberen het kindschap Gods te bereiken,
verhogen ze steeds meer de graad van hun gelukzaligheid. En zo bestaat
er voor Mij geen beperking en kan en zal Ik zo ook mijn kinderen eeuwig
gelukkig maken in onvoorstelbare mate.
En ontelbaar vele oergeesten hebben zich al voor de gang over de aarde
aangeboden, bij wie op de eerste plaats de redding van hun gevallen broeders
en zusters ter harte ging - die dus niet uit zelfzuchtige beweegredenen
de belichaming op de aarde op zich namen, die niet vanwege het kindschap
Gods de diepten overwonnen, maar toch het kindschap Gods bereikten en
als mijn ware kinderen nu naar Mij zijn teruggekeerd. Alleen dit ene hebben
de wezens die Mij trouw bleven voor op hun gevallen broeders, dat ze nooit
de gang door de scheppingen van de aarde hoeven te gaan, dat ze ook nooit
falen in het leven op aarde - dat ze wel in vrije wil alle verzoekingen
moeten weerstaan, maar hun steeds veel kracht ter beschikking staat, omdat
ze de liefde in zich hebben en deze ook niet opgeven tijdens hun aardse
leven.
Doch de mensen in wie zulke niet gevallen oergeesten belichaamd zijn,
weten het niet. Ze leggen vaak zeer moeilijke wegen op aarde af, ze strijden
en dienen en bereiken met zekerheid hun doel: de volledige aaneensluiting
met Mij op aarde, die bij hen weliswaar niet onderbroken was, die echter
door ieder mens ernstig moet worden nagestreefd, omdat dit het doel is
en blijven zal omdat het van ieder wezen de juiste wilsbeslissing is vrij mijn zijde te kiezen.
En alle wezens die door Mij geschapen zijn, zullen eens mijn kinderen
zijn, want voor Mij bestaat er geen tijdsbesef; en al gaan er ook eeuwigheden
mee voorbij, want wat Ik Mij ten doel gesteld heb, bereik Ik ook. Maar
u, mensen moet niet geloven dat die wezens die bij Mij gebleven zijn,
die het kindschap Gods nog niet bereikt hebben, minder gelukzalig te
noemen zijn, want hun wil is al zo gericht dat hun liefde voor Mij bovenmate
machtig is en voortdurend toeneemt, en in overeenstemming daarmee beloon
Ik hun trouw jegens Mij maar zal hun ook niet de gelukzaligheid verloren
laten gaan die het kindschap Gods hun waarborgt.
Het hele verloop vanaf het allereerste begin tot in alle eeuwigheid is
overeenkomstig de wet en tegen mijn ordening van eeuwigheid in kan Ik
niet werkzaam zijn en heb Ik eenmaal een plan ontworpen, dan wordt het
ook uitgevoerd omdat mijn wil onveranderlijk is.
Amen |