Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8791
27 maart 1964

Goede Vrijdag (2)

Geen van u mensen kan de mate van het lijden van de kruisweg en de kruisiging in zijn volle omvang beseffen. Want voor menselijke begrippen waren ze ondraaglijk en alleen de kracht van mijn liefde voor u maakte het Mij mogelijk dit zwaarste offer te volbrengen dat de mensheid weer de verzoening met de Vader moest opleveren. En of u ook probeert u mijn kwellingen en pijnen voor te stellen, het zal steeds slechts een zwakke vergelijking blijven. Want ze waren bovenmenselijk. Ze waren zo groot dat mijn kruisoffer waarlijk uniek is geweest en blijven zal, omdat een "mens" deze tijd van kwellingen niet zou hebben doorstaan. Omdat ieder ander mens het niet ten uitvoer zou hebben kunnen brengen, want al een gering deel zou voldoende zijn geweest om de mens het leven te ontnemen.

Maar Ik wilde lijden en sterven om de rechtvaardige boete te doen voor de zonden van de mensheid. Ik wilde alle schuld van de mensen op Me nemen en het zoenoffer aanbieden om de Vader Zijn verloren kinderen terug te geven die zonder dit werk van verlossing nooit meer in Zijn nabijheid zouden hebben kunnen komen. En Ik ben de weg gegaan - vrijwillig en uit liefde voor de Vader en voor mijn gevallen broeders. Ik was op de hoogte van het zware lot dat Mij wachtte en heb daarom dubbel geleden. Want steeds stond Mij het beeld van de kruisiging voor ogen, steeds zag Ik de lijdensweg die naar het kruis voerde.

Maar Ik vervulde deze missie in vrije wil en kocht de tegenstander al zijn zielen af die bereid waren zich door Mij te laten verlossen. Want Ik was op de hoogte van de reden van de zwakte van de mensen en verwierf voor hen allen door mijn kruisdood versterking van hun wil. Ik verwierf voor hen talloze genaden, met behulp waarvan ze weer de hoogte konden bereiken van waaruit ze eens waren neergestort in de diepte. Ik wist dat ze nooit alleen weer opwaarts konden gaan wanneer ze niet zouden worden geholpen. En Ik had medelijden met mijn gevallen broeders, want Ik kende de gelukzaligheid van Gods nabijheid. Ik wist wat ze hadden prijsgegeven en dat ze eeuwig van het aangezicht van de Vader waren verbannen wanneer er niet Een de grote schuld teniet deed die ze door hun vroegere afval van de Vader op zich hadden geladen.

Maar het was een buitengewoon zware opgave om in het volle bewustzijn van de afloop alle lichamelijke en geestelijke pijnen op zich te nemen en een tocht te gaan in angst en nood om het werk van erbarmen door te kunnen zetten tot aan het einde. Want Ik was een mens met alle lichamelijke gevoelens. En steeds meer menselijk was mijn denken toen het richting het uitvoeren van de laatste missie ging, toen Ik gevangen werd genomen en meedogenloos werd veroordeeld tot de gruwelijkste dood die de mensen zich konden indenken.

Want om de onmetelijke schuld te delgen, om de delging van de oer-schuld van de vroegere afval van God, was het nodig dat een mens in staat was te lijden, omdat God Die wel als Liefde in Mij was, niet kon lijden en Hij zich bijgevolg uit de laatste fase van het verlossingswerk terugtrok, wat in Mij een onuitsprekelijke angst teweeg bracht en Mij tot de woorden dreef: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten". Het bewustzijn van de Vader in Mij zou een verzachting van de pijnen zijn geweest, maar de mate van mijn pijnen kon wederom niet groot genoeg zijn gezien de schuld van de gehele mensheid, de schuld van alle afgevallen oer-geesten die Ik wilde redden uit de diepte. Ik wilde, als "alleen maar mens" het werk volbrengen en daarom gaf Ik Me over aan de wil van de Vader die ook mijn wil is geweest vanaf het begin, alleen tegen de achtergrond van de dood voor korte tijd onzeker werd. Maar Ik onderwierp Me vervolgens geheel aan Zijn wil toen Ik uitriep: "Vader, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede".

En Ik heb waarlijk een zwaar offer gebracht dat noch tevoren, noch daarna een mens had volbracht en volbrengen kon, omdat het de menselijke kracht te boven ging. Uit de liefde van de Vader putte Ik echter de kracht, want de liefde bleef in Mij tot aan het uur van de dood, daar Ik anders de woorden niet zou hebben uitgesproken: "Vader, vergeef hen, want ze weten niet wat ze doen".

En dus was en bleef Ik met de Vader verbonden, alhoewel Ik de kracht van de liefde niet aanwendde om Me aan de offerdood te onttrekken. Eens zult ook u mijn kruisdood mogen meebeleven, wanneer u in het rijk van het licht vertoeft. En dan pas zal voor u ook mijn overgrote liefde duidelijk zijn die mijn broeders gold, die alles op zich nam om diegenen het leven terug te geven die vrijwillig de dood hadden gekozen.

En ieder kan nu ook weer tot leven komen die in vrije wil Mij erkent als Zijn Verlosser en wil dat Ik ook voor hem gestorven mag zijn, dat ook hij mag horen bij degenen die verlost zijn, voor wie Ik mijn bloed heb vergoten en die door mijn bloed vergeving krijgen van hun zondenschuld die hen van de Vader gescheiden hield en die Ik dus van schuld en zonde heb bevrijd door mijn dood aan het kruis.

Amen