BD.8790 De onvergankelijkheid van de menselijke ziel Dit ene mag u als heel zeker aannemen, dat een vergaan van u niet meer mogelijk is omdat mijn kracht eeuwig onverwoestbaar is en u toch de uitstraling van mijzelf bent. En als u dat weet, dan zou u ook alles moeten doen om dit onvergankelijke ook een heerlijk lot te bereiden, want dit ligt alleen in uw macht en hangt van uw wil af. Want u bent wezenlijke schepselen die gevoelig zijn en daarom zowel kwellingen als ook zaligheden zullen ervaren, die echter verminderd en verhoogd kunnen worden, wat uw eigen zaak is tijdens uw leven op aarde. Omdat u geen precieze kennis bezit over de toestand na uw lichamelijke dood, omdat u niet eens overtuigd bent van een voortleven van uw ziel, laat u het voornaamste in uw aardse leven achterwege en u denkt niet aan datgene wat verder leeft, uw ziel, die u dus in een zalige staat zou kunnen en moeten brengen als u aan het doel van uw leven op aarde zou willen beantwoorden. Het feit van een verder leven na de dood kan u niet bewezen worden, om u niet tot een gedwongen manier van leven aan te zetten. En toch zou u met de juiste wil uzelf de innerlijke overtuiging kunnen verschaffen dat u onvergankelijk bent, maar dat wel alleen als u in een God en Schepper gelooft, die alles liet ontstaan wat voor u is waar te nemen. Want beschouwt u ieder afzonderlijk scheppingswerk nader vanuit een ontvankelijk gemoed, dan kunt u reeds daarin kleine wonderwerken ontdekken, die een uitermate wijze Scheppersmacht heeft laten ontstaan. En u zou ook vooral hun doelmatigheid inzien, die weer Zijn liefde en wijsheid aantoont. En zodoende moet u tot de conclusie komen dat er een volmaakte Godheid is uit wie alle scheppingswerken zijn voortgekomen. Er zijn aan de volmaaktheid zowel wat plaats als tijd betreft geen grenzen gesteld, dus zijn ook de voortbrengselen van de wil van de hoogst volmaakte macht van de Schepper om vorm te geven, in overeenstemming met Zijn goddelijke wet. Ze zullen ook onbegrensd zijn. Ze zullen niet ophouden te bestaan, wat echter altijd alleen de geestelijke scheppingen betreft waartoe ook de ziel van de mens te rekenen is. Ook alle scheppingen zijn geestelijke substanties die alleen maar tijdelijk zichtbaar blijven, maar ook na hun ontbinding geestelijk verder bestaan, behalve dat door mijn wil de uiterlijke vorm vergaat, juist om dat wat zich daarin bevindt vrij te geven. En zo moet u ook uzelf - uw aardse lichaam - beschouwen als slechts een uiterlijke vorm die maar tijdelijk bestaat, die het geestelijke - uw eigenlijke ik - bevat, tot de dood dat uiterlijke omhulsel ontbindt en het geestelijke daarin, dat echter onvergankelijk is en blijft, vrij geeft. Al in het aardse leven kunt u mensen gestage veranderingen bij de scheppingswerken waarnemen en nagaan. En steeds zal uit het ene het andere ontstaan, en alles wat u ziet heeft geestelijk leven in zich. Het bevat een partikeltje geestelijke substantie, dat zich gestadig vergroot en dus steeds grotere scheppingswerken bewoont, tot tenslotte al deze partikeltjes zich verzameld hebben in de menselijke ziel. Ze werden eens als een ik-bewust wezen door Mij geschapen en zijn daarom ook eeuwig onvergankelijk. Als u mensen het overtuigd geloof aan de onsterflijkheid van uw ziel, aan een voortleven na de dood zou kunnen verwerven, dan verandert u ook zeker uw levenswandel. Dan zult u uw ziel een draaglijk of zelfs een zalig lot willen bereiden en niet zonder verantwoording door het leven gaan. Maar de mensen zijn in de eindtijd totaal onverschillig. Wat ze niet weten wensen ze ook niet te kennen en ze nemen genoegen met wereldse prullaria. Ze schenken alleen aandacht aan wereldse zaken en streven niet naar geestelijke kennis. En dan kan de ziel zich na de dood van het lichaam alleen maar in een deerniswekkende toestand bevinden, en moet ze grote ellende doorstaan in het rijk hierna. Deze kwellingen zou Ik u mensen graag willen besparen. Ik wil u steeds weer opheldering geven over uw onvergankelijkheid die alles verklaart wat u overkomt. Want Ik wil u ertoe brengen na te denken over vanwaar u komt en waarheen u gaat. En als u plotseling de aarde moet verlaten, als uw ziel onverwachts van uw lichaam wordt gescheiden, dan zal het nauwelijks tot haar doordringen dat zij het hiernamaals is binnengegaan, want zij bevindt zich alleen in een andere omgeving en weet niet dat ze overleden is. En haar geestestoestand zal des te meer verduisterd zijn, hoe minder verantwoordelijk ze haar leven leidde op aarde. Maar toch bestaat ze en ze kan voor eeuwig niet meer vergaan. De weg zal eindeloos zijn die zij dan nog moet gaan om slechts een beetje geestelijk verlicht te worden zodat ze een sprankje inzicht krijgt, al naar gelang haar houding in het rijk hierna tegenover het goddelijke gebod van de liefde, dat ook moet worden nagekomen in het hiernamaals, voordat haar een lichte verbetering en een klein beetje inzicht geschonken kan worden. Heeft zij echter al op aarde het geloof in het voortbestaan van de ziel na de dood van het lichaam verworven, dan zal zij ook haar leven op aarde met meer verantwoordelijkheidsbesef leiden en haar weg omhoog in het rijk hierna kan sneller en gemakkelijker verlopen. Amen |