BD.8778
13 maart 1964
Gods rechtvaardigheid eist boetedoening voor elke schuld
Ik ben een God van goedheid en barmhartigheid, een zachtmoedige en liefdevolle God en toch ook een God van rechtvaardigheid, want Ik ben hoogst volmaakt en kan daarom ook niets slechts onopgemerkt laten gebeuren dat tegen de eeuwige ordening ingaat. Het moet worden goedgemaakt volgens rechtvaardigheid. Maar wanneer Ik deze boetedoening eis van de mensen die dus zondig zijn geworden, dat moet aan Mij en mijn wijsheid worden overgelaten. Alleen kan geen mens het lichtrijk binnengaan die ook maar de geringste schuld met zich mee draagt wanneer hij van deze aarde heengaat. Hij moet van tevoren boete doen die een wezen in het rijk hierna buitengewoon bitter kan belasten en hem lange tijd buiten elke zalige gewaarwording kan houden tot hij van zijn schuld is vrij geworden. En u zult zich kunnen indenken dat geen mens vrij van zondeschuld de aarde zou verlaten wanneer alleen de zonden worden geteld die de mens op aarde begaat. En dat hij eeuwige tijden in het hiernamaals nodig zou hebben tot alle schuld teniet zou zijn gedaan door lijden en kwellingen van allerlei aard waarvan u zich geen voorstelling kunt maken.
Maar Een is voor u gestorven aan het kruis Die zelf alle zonden op zich heeft geladen, Die met deze schuld beladen de weg naar het kruis ging, geleden heeft en gestorven is om de schuld van de mensheid teniet te doen. Er stond weliswaar een veel grotere schuld ter discussie, het ging om de grote oerschuld van de afval van de wezens van God waarvoor boete moest worden gedaan en die het wezen zelf nooit zou hebben kunnen goedmaken. Voor deze schuld is de mens Jezus in de eerste plaats aan het kruis gestorven, opdat de poort naar de gelukzaligheid tenminste kon worden geopend die door deze oerschuld voor de zielen gesloten was. En niemand zou het lichtrijk meer hebben kunnen binnenkomen zonder de kruisdood van Jezus Christus, zonder het werk van verlossing. Maar Hij stierf voor alle zonden van de mensen. Hij nam de hele zondeschuld op zich en deed haar teniet met Zijn bloed.
En zo kan de mens ook vrij worden van elke zonde die hij in het aardse bestaan heeft begaan wanneer hij zelf zich tot de goddelijke Verlosser richt en Hem om vergeving vraagt, wanneer hij Hem vol vertrouwen al zijn schuld aan Zijn voeten legt en Hem vraagt ook daarvoor Zijn bloed te hebben vergoten en hem aan te nemen als een zondaar die berouw heeft van zijn schuld en om vergeving smeekt. En alleen zo is het mogelijk dat de ziel van de mens na zijn dood het lichtrijk binnen kan gaan, omdat Een de schuld ervoor heeft betaald, omdat ze vrij is geworden van de schuld die haar het binnengaan zou hebben belet, maar die nu vrijwillig door voortdurend dienen in liefde in het geestelijke rijk tot verlossing van de ongelukkige zielen bijdraagt, die zich dus uit eigen aandrang bereid verklaart de haar door Jezus’ bloed kwijtgescholden schuld af te lossen door liefdewerken voor de zielen die nog ongelukkig zijn, dat ze deze zielen eveneens naar Jezus tracht te leiden om bij Hem vergeving van hun schuld af te smeken en dus als het ware aan elke rechtvaardigheid Gods voldoening wordt geschonken wanneer maar de weg naar het kruis wordt gegaan, wanneer iedere ziel haar schuld onder het kruis draagt en nu daarvoor de passende boete is gedaan.
Daarom kon er voor de kruisdood van Jezus geen gelukzaligheid in het lichtrijk zijn voor de zielen, ook niet wanneer ze op aarde een zuiver leven hadden geleid, want ze waren belast met de oerschuld. Maar ook het leven op aarde zelf konden ze niet afleggen zonder tegen Mij als de eeuwige Liefde te hebben gezondigd. Ze vielen in zonde en mijn rechtvaardigheid eiste daarvoor de vereffening die ze met goede wil wel zelf konden verrichten, maar dan hield nog steeds de oerzonde de poort naar het lichtrijk voor hen gesloten.
Zouden ze nooit gevallen zijn, dan zouden ze ook niet hoeven te zondigen op aarde zoals dit het geval is geweest bij de naar de aarde afgedaald wezens die in liefde zich om hun medemensen bekommerden en hun een juist leven op aarde voorleefden. Maar de vroegere afval van Mij had de zielen afhankelijk gemaakt van mijn tegenstander die nu van zijn kant zijn hele invloed aanwendde om de mensen tegen Mij, tegen al het goede op te hitsen. En zo ontstond een zondig mensengeslacht van wie de zondenlast is aangegroeid en nu eenmaal alleen gered kan worden door het verlossingswerk van Jezus Christus.
Maar voor degene die de verlossing door Jezus niet aanneemt blijft het lichtrijk gesloten tot ook hij daartoe zal besluiten. Want mijn rechtvaardigheid is niet uit te schakelen, Ik kan geen schuld schrappen die niet werd goedgemaakt. Maar mijn eindeloze liefde liet een vervangende boetedoening toe die de mens Jezus dus heeft volbracht. En u allen ondervindt erbarmen in plaats van rechtvaardigheid omdat de liefde van uw Vader de schuld voor u teniet deed, omdat de liefde toch de rechtvaardigheid voldoening heeft gegeven, omdat het teniet doen van de schuld een onmetelijk lijden eiste dat eindigde met het meest pijnlijke sterven aan het kruis. Maar de erkenning van Jezus als Gods Zoon en Verlosser van de wereld en de bewuste vraag om vergeving van de schuld behoort onherroepelijk daartoe om van de grote schuld van de vroegere afval en ook van de zondeschuld van de mens op aarde vrij te worden. Maar dan kan de ziel al na haar verscheiden van de aarde het rijk van licht en gelukzaligheid binnengaan, waar ze zelf nu onvermoeibaar werkzaam zal zijn volgens mijn wil en weer aan het verlossingswerk deelneemt doordat ze ook die zielen naar Jezus brengt opdat ze verlost worden.
Amen |