Banner
voorwoord biografie register Duitse teksten downloads links

BD.8769
3 maart 1964

Welk weten is beperkt?

U, die wilt opkomen voor Mij en mijn woord, u moet ook zelf juist onderwezen zijn. U moet alles weten wat nodig is te weten om onderrichtend werkzaam te zijn, om iedere vraag te kunnen beantwoorden en om iedere tegenwerping het hoofd te kunnen bieden. En dit weten is niet beperkt - zelfs als het u niet tot in alle details kan worden aangeboden omdat u nog niet in staat bent de diepste wijsheden te vatten.

Maar u wordt vertrouwd gemaakt met alle samenhangen. U wordt steeds weer opheldering gegeven over dat waarvan u niet geheel op de hoogte bent. Maar dit alles met de beperking dat Ik u geef wat u werkelijk nodig hebt; dat Ik echter ook weet welke kennis voor uw bestaan op aarde geen doel of betekenis heeft en u deze daarom onthoud.

U echter, mensen van deze wereld, gebruikt graag algemene zegswijzen als het u aan iets ontbreekt, in plaats van wat dat betreft u in te spannen en dat wat u ontbreekt van Mij af te smeken. Daarom gebruikt u vaak het gezegde: "Onze kennis is beperkt", wat wel waar is als u de mensheid in het algemeen beschouwt en ook die mensen die weliswaar met een scherp verstand begaafd zijn - maar alleen aardse problemen proberen op te lossen. Want hun zal het nog aan veel kennis ontbreken, zolang zij niet door de geest in henzelf onderricht worden. Gaat het echter over het toezenden van geestelijk weten en dan dus over diegenen die van Mij de opdracht hebben de waarheid te verbreiden, dan is het ook zeker dat zij door Mij op hun missie voorbereid - dus opgeleid worden. En dan zal Ik hun ook doen toekomen wat zij voor hun ambt nodig hebben.

En dan is waarlijk uw bezwaar onterecht, want zij zullen u op alle vragen een antwoord kunnen geven, tenzij, u verdedigt tegenover hen de dwaling met de bewering eveneens door Mij onderwezen te zijn. Maar dan zal Ik zeker tussen beide komen en de juiste toelichtingen aan mijn dienaren laten toekomen. Want er is niets waarover u mensen niet om duidelijkheid zou mogen vragen, want Ik wil dat u mensen in de waarheid wandelt - en daarom zal Ik een volledig geestelijk inzicht toezenden aan hen die voor Mij werkzaam zijn en de waarheid moeten verbreiden.

De tegenwerping dat in de bijbel niet alles staat wat Ik u voorleg is alleen maar in zoverre terecht, dat die ook helemaal niet alles kan bevatten, omdat dit boek wel voor alle mensen toegankelijk moest zijn, maar niet iedereen voor diepere waarheden ontvankelijk is of in staat deze aan te nemen. Maar de levenswandel van ieder persoonlijk bepaalt ook de graad van zijn inzicht in de heilige schrift en daarom zal het steeds zo gesteld zijn dat de bereidwillige rijpere mens ook uit de schrift kan lezen wat de ander er niet uithaalt - omdat zijn geest nog niet ontwaakt is. En omdat het "boek van de vaderen" voor de mensen niet meer dat is wat het moet zijn, namelijk mijn woord, daarom laat Ik mijzelf steeds weer opnieuw horen en wel aan hen die mijn inwerking in zich toelaten. Ik geef hun dus opheldering over dingen die niet in dat boek geschreven zijn, die echter ieder te weten zou kunnen komen als hij volgens de schrift geheel mijn wil zou aanvaarden en een leven in liefde zou leiden.

Daarom blijft uw weten ook zolang stukwerk, zolang u het laatstgenoemde niet doet, en dus alleen maar mijn woord leest maar er niet naar leeft. En zolang zult u ook met een gedeeltelijk weten genoegen moeten nemen dat uzelf echter altijd kunt vermeerderen als u dit serieus nastreeft. Want van Mij uit moet u in het licht wandelen en de duisternis ontvluchten. Licht echter is weten naar waarheid. En wat Ik geef, geef Ik ook onbeperkt, maar steeds naar de mate van uw rijpheid en uw wil ze te ontvangen.

En als Ik deze belofte reeds geef aan ieder die - alleen mijn wil vervult en in de liefde leeft, hoeveel te meer zal Ik hem een omvangrijke kennis doen toekomen die in mijn opdracht de medemensen onderwijzen moet en die Ikzelf dus bekwaam maak voor zijn onderwijzende arbeid. Want een leraar moet iedere vraag die hem gesteld wordt kunnen beantwoorden. Hij moet overal een verklaring voor weten. Hij moet en zal ook in zijn denken steeds juist geleid worden, daar hij anders niet in mijn opdracht zou kunnen werken als mijn vertegenwoordiger op aarde die in mijn plaats de mensen onderwijst - maar altijd met mijn geestelijke gaven. Want zodra hij nu leert, spreekt hij niet meer zelf maar bedient zich van mijn woorden die Ik hem in de mond leg. En Ikzelf kan toch waarlijk niet als onwetend gekenmerkt worden. Dus moet ook mijn vertegenwoordiger op aarde de wijsheid van Mij ontvangen, zodra hij in mijn opdracht en in mijn plaats spreekt.

Alleen daar komt het op aan wie als mijn ware vertegenwoordiger op aarde te aanvaarden is. En dat zult u ook spoedig kunnen doorzien, want waar diepe wijsheid te vinden is kan hem dat weten alleen door mijn geest zijn gegeven. Waar echter mijn geest werkt zodat Ik een mens direct kan aanspreken, daar is ook de zekerheid gegeven voor missioneringsarbeid waarvoor Ikzelf mijn knecht heb uitgekozen - en die Ik dus ook in staat zal stellen zijn zending te vervullen. U zult daar ook steeds uitsluitsel kunnen bekomen, want u wendt u dan direct tot Mij als u hem als mijn vertegenwoordiger op aarde erkent, en Ikzelf kan u dan onderrichten - zodra u maar zelf in staat bent mijn ophelderingen aan te nemen.

Amen