BD.8767
1 maart 1964
De onmetelijke grootte en macht van God
Voor u is slechts een nietige fractie van mijn schepping zichtbaar,
zelfs wanneer u de sterrenhemel beschouwt zo ver uw oog reikt.
De hele
oneindigheid is vervuld met mijn scheppingen, en daaruit kunt u ook het
ontzettend grote aantal geestelijke wezens opmaken, door wie al deze scheppingen
bewoond zijn, die vooreerst zelf bestaan uit het geestelijke dat gevormd
is en het verder (hoger) ontwikkelde geestelijke herbergen, dat tot rijpheid
moet komen.
Er is een onmetelijk groot leger van geestelijke wezens - eens
gevallen oergeesten - in deze scheppingen gebonden met het doel terug te
keren naar zijn uitgangspunt, naar Mij.
En daaruit zult u ook moeten concluderen dat er sprake is van eindeloos
lange tijden, die u met het woord "eeuwigheden" kunt aanduiden,
die ervoor nodig zijn om al het eens gevallene te vergeestelijken, uit
de harde materie te bevrijden en weer te laten worden, wat het was in het
allereerste begin. En u zal u dan ook de eeuwige Godheid anders voor
de geest stellen, want mijn grootte en macht is onmetelijk.
Alles is onbegrensd, wat met Mij in verband kan worden gebracht, het zij mijn Wezen, het zij mijn regeren en werkzaam zijn in de oneindigheid.
En dan zal het u helemaal onbegrijpelijk voorkomen, dat Ik Mij tot ieder
van mijn geschapen wezens over buig en het aanspreek.
U zult u echter als mens ook geen voorstelling kunnen maken van mijn Wezen,
dat alles overtreft wat u zich voor kan stellen, dat niet in een vorm
gegoten kan worden, waaraan de hele oneindigheid is onderworpen, die geregeerd wordt
door Zijn wil en Zijn macht.
Want uw denken is begrensd
en kan het onbegrensde niet vatten, voordat u niet zelf een graad van
volmaaktheid hebt bereikt, die het u mogelijk maakt, dieper door te kunnen
dringen in het geheim van het Wezen van uw God en Schepper. Eeuwigheden bestaan dus de scheppingen al in het universum, en eeuwigheden
zullen nog voorbijgaan, tot alles vergeestelijkt is.
Want voor Mij bestaan
tijd noch ruimte.
Ik beheers de hele oneindigheid, en voor Mij is verleden,
heden en toekomst één.
Maar Ik vind mijn gelukzaligheid in het voortdurend scheppen en uitstralen
van mijn kracht in de oneindigheid, en Ik schep niets, zonder mijn liefde
en wijsheid werkzaam te laten zijn, en daarom dienen alle scheppingen een
doel, alleen kan u mensen daar geen algehele duidelijkheid over gegeven
worden, want u kunt alleen dat vatten, wat in uw gezichtsveld bestaat.
En ook deze ophelderingen gaan uw bevattingsvermogen te boven, zolang u
nog niet volmaakt bent. De ontzaglijke werelden, die u totaal onbekend zijn, zult u pas kunnen aanschouwen,
wanneer u zelf in het geestelijke rijk u in een hoge graad van licht bevindt.
Want ook die horen dan tot de dingen die u gelukkig maken, en op u wachten,
omdat het scheppingen zijn van onvoorstelbare aard, die u dan in ogenschouw
zult mogen nemen, omdat u in staat bent geestelijk te schouwen en dan ook
het doel waarvoor ze bestemd zijn inziet.
Ik ben het grootste en volmaaktste Wezen, dat voor u eeuwig onbereikbaar
blijft, omdat de geschapen wezens mijn oerkracht niet zouden kunnen verdragen.
En toch ben Ik uw liefdevolste Vader, die tracht ieder schepsel afzonderlijk
bovenmate gelukkig te maken en voor deze alle vreugden en heerlijkheden
bereid houdt in het geestelijke rijk.
Maar omdat Ik hoogst volmaakt ben, moet
ook het geschapen wezen een graad van volmaaktheid bereiken,
om nu met Mij in innige verbinding gelukzalig te kunnen zijn.
En deze
volmaaktheid kan alleen maar bereikt worden door de ommekeer van het wezen
tot liefde, die eens zijn oerwezen was, want mijn liefde had het uitgestraald
als zelfstandig wezen, en zo was het in zijn oorspronkelijke substantie,
gewoon mijn uitgestraalde liefdekracht.
En het moet zijn in vrije wil veranderde wezen weer opnieuw vormen tot liefde, dan zal
het ook alle heerlijkheden mogen genieten, die Ik voor al mijn kinderen
bereid heb.
En mijn gelukzaligheid bestaat er in, alle wezens die eens
van Mij zijn afgevallen weer terug te brengen, hen zolang met mijn liefde
te achtervolgen, tot ze geen weerstand meer bieden en zich aan Mij en mijn
liefde helemaal overgeven. En al mijn scheppingen in de oneindigheid staan in dienst van dit laatste
doel, alle hemellichamen met al hun bewoners hebben hun bijzondere taak,
en alle helpen het geschapene naar de laatste voltooiing. En al
het geschapene moet op de hoogte zijn van hun God en Schepper, zodra het
zich in het stadium van zelfbewustzijn bevindt. En het moet in vrije wil
de vereniging met deze God en Schepper van hem nastreven, om die eens tot
stand te brengen met Hem, die hem dan de hoogste gelukzaligheid verzekert. U mensen doe Ik dit weten toekomen, om u een kijkje te verlenen in de
eindeloze schepping, die alleen voor u - voor de eens gevallen oergeesten
- tot ontwikkeling is gekomen en die mijn eindeloze liefde alleen voor u
heeft laten ontstaan, opdat ze voor u de weg zal zijn, waarop u weer naar
Mij terugkeert, van wie u eens in alle volmaaktheid was uitgegaan. Slechts een klein lichtje wil Ik voor u ontsteken, wie Ik ben en welke
onmetelijke liefde Mij bewogen heeft, de schepping te laten ontstaan - en
dat Ik uit de hoogste hoogte Mij neerbuig naar u, mijn schepselen, om zelf u aan te spreken en u mijn Wezen te onthullen, voor zoveel u in staat
bent dit te begrijpen, en dat Ik u steeds mijn liefde doe toekomen, die
altijd en eeuwig u geldt en die zeker ook eens zal bereiken, dat u haar
vrijwillig beantwoordt en dus nu de verandering van uzelf tot uw oorspronkelijk
wezen voltrokken hebt.
En pas dan zult u mijn liefde, wijsheid en macht
inzien, want u zult de gehele schepping kunnen overzien en onmetelijk
gelukzalig zijn, want aan de heerlijkheden zal geen einde komen, die Ik
voor hen bereid heb, die Mij hun liefde schenken.
Amen |