BD.8748
9 februari 1964
U bent zeker van het einde van een verlossingsperiode
Om u te voltooien is u een bepaalde tijd toegekend en dat
betekent dat de afzonderlijke ontwikkelingsperioden in mijn heilsplan
van eeuwigheid regelmatig terugkerend werden vastgelegd - het betekend
ook dat Ik zo'n ontwikkelingsperiode beëindig, wanneer deze tijd
is afgelopen. Want al mijn besturen en werkzaam zijn gaat volgens een
wetmatige ordening, zoals mijn wijsheid van eeuwigheid het voor juist
en succesvol heeft ingezien. En daarom ben Ik in mijn besluiten ook onveranderlijk,
want diepste wijsheid en eindeloze liefde heeft al wat gebeurt geleidt
en Mij staat onbegrensde macht ter beschikking om ook alles te kunnen
uitvoeren wat Ik als doelmatig zag.
Het begin en het einde van een ontwikkelingsperiode liggen echter zo ver
uit elkaar, dat mensen het begin niet meer kunnen bewijzen en daarom ook
een einde voor onmogelijk houden - bijgevolg blijft het zuiver een zaak
van geloof om zo'n onderrichting aan te nemen. De mens moet echter ook
niet door wat voor een bewijs dan ook, gedwongen worden zijn wil te wijzigen
en daarom moet er een sluier over de diepste geheimen van de schepping
gespreid blijven. Toch komt eens het moment naderbij waarin een verlossingsperiode
afloopt - en de mensen worden ook altijd weer door zieners en profeten
gewezen op zo'n einde. Ze worden steeds weer door mijn boden, die Ik me
op aarde opwek om door hen over dingen te spreken die het menselijk verstand
alleen niet kan doorvorsen, erop attent gemaakt.
Van het begin van deze periode af is er op gewezen dat ze ook eens beëindigd
zal worden, maar zulke aanwijzingen vinden nauwelijks geloof en de mensen
lieten zich daardoor niet overreden hun levenswandel te veranderen als
deze niet strookte met mijn wil. Zulke profetieën waren voor hen
steeds ongeloofwaardig en om zulke leerstellingen aan te nemen konden
ze niet gedwongen worden. Maar al vergaan er nog zo lange tijden, eenmaal
worden al deze verwijzingen naar het einde van dit ontwikkelingstijdvak
toch vervuld en dan moeten de mensen er rekening mee houden dat er weer
een nieuw tijdperk begint; dat het oude vergaat en er iets nieuws ontstaat
- ook als ze niet bij machte zijn zich zo'n vergaan en nieuw ontstaan
voor te stellen.
Heel weinig mensen denken daar echter over na - doch deze weinige zullen
ook verder in mijn heilsplan doordringen, ze zullen daartoe van mijn kant
opheldering ontvangen en daarom ook van het beëindigen van een periode
op aarde overtuigd zijn, omdat ze door hun wil, die naar Mij is toegekeerd
ook in de samenhang van dit alles doordringen.
Er is u, mensen een bepaalde tijd toegekend om u te veranderen, om terug
te keren naar Mij. Deze terugweg was eindeloos lang en in de hoedanigheid
van andere scheppingswerken ervoer u de oude aarde reeds voor uw bestaan
als mens - toch pas in het laatste stadium als mens wordt u zich bewust
van uw leven, eerst als mens bent u ik-bewuste wezens, terwijl u voordien
dat zelfbewustzijn miste en daarom over de tijd van voor uw menszijn niets
weet.
De u verleende tijd zou echter helemaal hebben volstaan om u weer te laten
worden tot dat wezen zoals u eens van Mij bent uitgegaan. Hebt u evenwel
uw doel niet bereikt, dan is dat alleen uw eigen falen en daarom moet
u ook de gevolgen dragen. Want met een onvermoeibaar geduld en in overgrote
liefde heb Ik u geholpen om stap voor stap omhoog te komen - en slechts
een heel korte tijd liet Ik u uw gang gaan, opdat u vanuit deze vrijheid
uit uzelf de weg naar Mij inslaat, dat u uit eigen beweging - uit liefde
- op Mij toekomt, om dan als mijn kinderen altijd en eeuwig bij Mij te
blijven.
Maar deze vrijheid moest Ik u laten, want ze was de hoofdvoorwaarde om
van schepselen tot kinderen te worden. En u kon ook deze laatste wilsproef
makkelijk doorstaan, omdat u genade op genade ontving, omdat Ik u met mijn liefde achtervolgde en alles aanwendde om u ertoe te brengen definitief
naar Mij terug te keren.
Nu echter is deze tijd die u werd verleend afgelopen en moet de wet van mijn ordening in vervulling gaan. En ofschoon u, mensen het niet wilt
geloven, het einde van deze ontwikkelingsperiode zal heel zeker komen.
Met 'n goede wil zou u dit alles kunnen inzien - maar het in zijn volle
betekenis begrijpen, zullen alleen diegenen die Ik op de laatste dag zal
onttrekken (aan de ondergang) die, daar ze al op aarde de mijnen geworden
zijn, als geestelijk gewekten ook elke samenhang begrijpen. De anderen
echter die niet aan Mij geloven zien zich plotseling tegenover de dood
staan. Ze kunnen dan echter niet overzien wat er zich rondom hen afspeelt,
omdat het gebeuren alleen begrijpelijk is voor hem die geestelijk gewekt
is - maar in hun hoogmoed hadden ze noch een besef van hun verkeerde leven,
noch van Mij; hun God en Schepper, en daarom bleven ze geestelijk blind,
ze zijn dus als 'levenloze' schepselen voordat ze aan de lichamelijke
dood ten prooi vallen. De tijd is nu beëindigd die Ik voor de aarde
en haar bewoners vooraf heb bepaald, en alleen zij zullen overblijven
die de mijnen geworden zijn en die Ik zal ontrukken, opdat ze hierna de
nieuwe aarde bewonen. Met hen zal mijn heilsplan van eeuwigheid - het
terugvoeren van al het eens gevallen geestelijke - door mijn grote schepping
kunnen worden voortgezet, opdat er weer een deel van het gevallen geestelijke
definitief naar Mij terugkomt.
Doch steeds zal een onmetelijk leed en allergrootste ellende voorafgaan
aan het einde van een ontwikkelingsperiode en juist door daarop te wijzen,
moest de mensen te denken geven die aandacht schenken aan het wereldgebeuren.
Maar alle mensen die Mij nog weerstand bieden, zien die ellende niet,
integendeel alleen de aardse genoegens, een goed leventje, de economische
opbouwen, daardoor streven ze ook alleen maar naar aardse goederen. En
om die reden kunnen die ook alleen nog door natuur catastrofes die het
grootste onheil aanrichten en de mensen aardse goederen en bezittingen
ontnemen, worden opgeschrikt en tot bezinning gebracht.
Verwonder u daarom niet wanneer er nog veel van dat onheil over u komt,
want het zijn de laatste middelen om diegenen nog wakker te schudden die
in hun wereldse geborgenheid en in 'n goed leventje traag voort vegeteren.
Ze zien een vreselijk einde tegemoet als ze nog tevoren niet totaal veranderen,
wat alleen nog maar door een grote natuurcatastrofe tot stand kan worden
gebracht, die niet door menselijke wil wordt veroorzaakt, veeleer duidelijk
het bewijs is van een Macht, die ze maar hoeven te aanvaarden om voor
eeuwig gered te zijn.
Amen |