BD.8664
5 november 1963
Hulpvaardigheid van de belichaamde lichtwezens
U kunt het gerust geloven dat het slecht met de mensen gesteld
zou zijn in de laatste tijd voor het einde, als Ik niet steeds weer lichtboden
naar de aarde zou zenden, die hen rechtstreeks vanuit Mij licht en kracht
brengen. Die er zo toe bijdragen dat tenminste die mensen nog gered worden,
die nog niet geheel aan mijn tegenstander ten prooi zijn gevallen. Deze
lichtboden strijden dus tegen de vorst der duisternis, doordat zij de
dwaling onthullen waarin de mensen verkeren, doordat ze hun dus het licht
der waarheid brengen en zodoende ook de weg verlichten die naar Mij voert,
terug in hun vaderhuis.
Er moeten in deze tijd sterke positieve krachten aan het werk zijn, want
de macht van de tegenstander is groot omdat de mensen zelf hem die macht
geven door hun verkeerde houding tegenover Mij, hun God en Schepper van
eeuwigheid. Zij vertoeven in zijn rijk en leven gedurig verder in de duisternis
van geest. Mijn rijk is echter het rijk van licht en zaligheid, en vanuit
dit rijk bieden zich Mij wezens vol van licht aan die tot helpen bereid
zijn. Die gedreven door hun liefde tot de ongelukkigen, naar de aarde
willen komen om hen te helpen opdat zij toch nog vóór het
einde de weg terug opgaan.
En omdat alleen de liefde hen aanzet tot dit reddingswerk, neem Ik het
ook aan en schakel ze daar in waar uitzicht op succes bestaat, waar zij
dan in liefde werken zowel aards alsook geestelijk. Zij leven dan als
mens te midden van mensen en moeten zich dus ook aan de mensen aanpassen,
ofschoon hun zielen reeds voltooid zijn. Ze onderscheiden zich daarom
niet abnormaal van anderen, maar leven op dezelfde manier vaak in armelijke
omstandigheden. Toch behoeven zij nooit armoede te lijden omdat zij op
aarde werken als mijn knechten, en Ik als een goede Huisvader iedere wereldlijke
zorg van hen op me neem.
Toch treden zij niet opvallend op de voorgrond in hun omgeving, maar voor
ieder gelovig mens zijn ze te herkennen aan hun buitengewone missie. Zij
dienen Mij als dragers van het licht, als dragers van de waarheid, die
zij direct van Mij ontvangen en verder aan hun medemensen doorgeven.
Want alleen de zuivere waarheid kan de mensen die nog in geestelijke duisternis
leven en in het allergrootste gevaar zijn verloren te gaan, nog redding
brengen. Want u mensen kunt niet begrijpen aan welk gevaar de mensheid
in deze laatste tijd voor het einde is blootgesteld. En dat is ook de
reden waarom Ik lichtboden naar de aarde zend die als mens nu nog doen
wat hun mogelijk is, die in mijn plaats arbeiden op de aarde opdat de
mensen geen dwang tot geloven wordt opgelegd.
Deze lichtdragers zullen zelf wel vermoeden vanwaar zij komen, zodra zij
als mens openbaringen van Mij ontvangen om hun missie te kunnen uitvoeren.
Want zij zullen spoedig het lage geestelijke peil van de medemensen
beseffen en de grote hopeloosheid dat ze ooit tot het licht van de waarheid
komen, als hun niet op buitengewone wijze hulp wordt gebracht. En omdat
zijzelf door Mij vertrouwd worden gemaakt met de kennis over de gehele
samenhang doordat Ik hen mijn woord doe toekomen, zo weten zij ook dat
zijzelf uit een andere sfeer komen om een missie te vervullen.
Toch houd Ik het voor hen verborgen vanwaar zij komen tot zij een bepaalde
graad van rijpheid hebben verkregen, die echter ook pas kort vóór
het einde van hun lichamelijk leven bereikt wordt. Want het is onbelangrijk
voor de missie van de mens welke geest in hem belichaamd werd, omdat al
de lichtwezens die tot redding van de mensen zich voor deze gang over
de aarde aanbieden liefdegeesten zijn die Mij na aan het hart liggen,
en mijn liefde tot al mijn schepselen zo eindeloos diep is dat Ik van mijn kant uit geen indeling in groepen voor ogen heb, zoals een
beperkt denken altijd zou doen.
Bij u mensen is echter deze wens te bemerken over uw vorig leven iets
te weten te komen, en dan kan uw liefde tot Mij soms aanleiding zijn u
kleine toelichtingen te geven, aangenomen dat u ze op de juiste wijze
uitlegt. Want in mijn rijk zijn eindeloos veel wezens, die in dezelfde
graad van liefde staan, die, ofschoon elk wezen ik-bewust is, weer aan
de gesteldheid van een grote oergeest beantwoorden, juist door hun overgrote
liefde.
En dezen omvat Ik ook weer met mijn liefde en ben bij hen ook op aarde
aanwezig om hen bij te staan in hun missie, want die is dringend nodig
omdat de mensen op zo'n laag geestelijk niveau zijn aangeland dat alleen
de zuivere waarheid hen weer omhoog kan voeren, die u, mijn boden, rechtstreeks
van Mij aannemen en door moet geven, opdat de dwaling wordt ingezien op
aarde, opdat Ikzelf herkend wordt door de mensen in mijn gehele Wezen.
Juist dit inzicht probeert mijn tegenstander steeds tegen te gaan om de
mensen te verhinderen de weg tot Mij te zoeken en te vinden.
Want wie Mij herkent in mijn eindeloze liefde, onovertroffen wijsheid
en overgrote macht, die zal ook naar Mij streven en hij zal ook gered
zijn van een herhaalde val in de diepte.
Amen |