BD.8644
14 oktober 1963
Waarom valt de mens zo makkelijk ten prooi aan de dwaling?
- Waarheid
Voor u, mijn dienaren op aarde valt het moeilijk succes te
boeken tegenover de dwaling; want alles wat van de tegenstander komt,
wordt ook door hem bevorderd en de mensen die hem dienen worden op elke
manier ondersteund, terwijl ze de dwaling verbreiden en de mensen in steeds
diepere duisternis storten. Maar het ergste van zijn optreden is dat hij
hun laat geloven voor Mij bezig te zijn. En nu zult u begrijpen wanneer
er gezegd wordt, "hij zal zich openbaren in het gewaad van een lichtengel",
en u zult ook begrijpen dat de waarheid en de dwaling vaak dichtbij elkaar
liggen, dat hetzelfde zich schijnbaar voordoet en toch volledig tegengesteld
is, zowel inhoudelijk als ook in zijn uitwerking.
En u zult de vraag opwerpen waarom Ik het toelaat, die toch mijn schepselen
liefheb en hen tot gelukzaligheid zou willen voeren. U zult de tegenwerping
maken dat de mensen allen de gelukzaligheid nastreven en toch op dwaalwegen
kunnen worden geleid door de tegenstander en vijand van hun ziel. En daar
is maar weer één antwoord op, dat ieder mens zelf slechts
de innige band met Mij tot stand zou hoeven te brengen en de innige vraag
aan Mij te richten, dat Ik hem zal beschermen tegen dwaling. En hij zou
deze dan ook helder en duidelijk herkennen.
Hoe komt het echter dat de tegenstander zo'n grote aanhang heeft, dat
de mensen zich zonder weerstreven in een dwaling laten verstrikken? Ze
zijn onverschillig tegenover de waarheid, ze houden zich in gedachten
te weinig daarmee bezig wat hun medemensen hun uiteen zetten; er is in
hen geen verlangen dat hun een helder licht van het inzicht wordt ontstoken.
En wel daarom, omdat de liefde hun wezen nog niet beheerst, omdat ze steeds
nog te zeer aan de wereld vastzitten en mijn geboden van de liefde tot
God en de naaste niet in hun leven inpassen en ontplooien, anders zou
er in hen een helder licht stralen en zij door het verlangen naar de waarheid
doordrongen zouden zijn. Zij accepteren wel dat het leiden van een geestelijk
leven verlangd wordt van de mensen en sluiten zich daarom bij deze of
gene geestesrichting aan, ze laten zich door leiders in een of andere
gedachtenrichting dwingen en bepalen er zelf te weinig een standpunt tegenover,
omdat ze nog niet de innige band met Mij hebben gevonden die een gevolg
is van een leven in liefde.
De hele verklaring is alleen maar gelegen in de graad van de liefde van
ieder afzonderlijk, of en waarom de mens ten prooi valt aan de dwaling.
Maar evenzo zeker zal de mens in de waarheid vaststaan wiens levenswandel
een leven in liefde is. En door mensen die actief zijn in de liefde, kan
Ik ook alleen maar de zuivere waarheid naar de aarde leiden, zodat het
altijd mogelijk is ook in het bezit van de waarheid te komen, omdat de
liefde in het hart van een mens dit zelf garandeert. En ook dat weet mijn
tegenstander en hij tracht daarom het begrip liefde te misvormen. Hij
hindert de mensen bij het juist inzien van datgene wat ze moeten doen
om mijn liefde voor zich te verwerven. Hij hindert ze de werken van onbaatzuchtige
liefde te verrichten en daardoor ook een innerlijk licht te verkrijgen.
Hij zal steeds de kunst verstaan de eigenliefde van mens te voeden en
zolang is ook de geest van die mens nog verduisterd en zijn denken is
verward, want hij zal veel gedachtenstromen in zich opnemen die van de
tegenstander uitgaan. Maar de mens heeft een vrije wil. Is het zijn ernstige
wens in de waarheid wandelen dan wordt die hem gegarandeerd toegestuurd.
Maar verlaat een mens zich alleen op datgene wat hem van de kant van een
medemens wordt bezorgd, zonder zelf het brandend verlangen in zich te
voelen van zijn God en Schepper zuivere waarheid te weten te komen, dan
zal hij noch de dwaling herkennen, noch er zich tegen verweren, en het
werk van de tegenstander, de duisternis te vergroten, is gelukt, wat aan
het einde van een tijdperk van de aarde zich heel bijzonder openbaart,
opdat hij zijn aanhang niet zal verliezen, die door de zuivere waarheid
echter zijn ware wezen zouden herkennen en met hem breken.
Ieder die smekend zijn handen uitsteekt om van Mij de waarheid in ontvangst
te nemen, zal in alle volheid kunnen ontvangen en de waarheid zal hem
ook gelukkig maken. Doch mijn tegenstander kan Ik niet bij zijn doen en
laten hinderen daar hem het recht toekomt om om zijn aanhang te strijden.
En al zijn zijn middelen nog zo schandelijk, de mens hoeft niet aan hem
onderworpen te zijn, omdat hem te allen tijde kracht ter beschikking staat
en omdat hij zich alleen maar oprecht tot Mij zelf hoeft te wenden om
tegen zijn inwerken beschermd te worden. En waarlijk als helder stralend
licht wordt mijn woord naar de aarde gezonden, dat door alle mensen ook
kan worden herkend als waarheid.
Wie echter nog zo diep in zijn eigenliefde vastzit, zal door mijn tegenstander
ook het geloof worden ingeprent, als hoge geest op de aarde te zijn, en
deze onjuiste mening heeft dan tot gevolg dat de mens zich afsluit voor
elke straling van licht die rechtstreeks van Mij uitgaat. En nochtans
gelooft de mens Mij te dienen en hij is zich toch niet van mijn wil bewust, die van hem vraagt zichzelf helemaal op te geven om nu ook door Mij zelf
te kunnen worden doorstraald met het licht van de waarheid, om nu door
Mij zelf te kunnen worden aangesproken, die wel dienaren op aarde nodig
heeft, maar alleen dezulken die volledig in mijn wil zijn binnen gegaan
en daarom in mijn plaats kunnen werken op aarde.
Amen |