BD.8639
8 oktober 1963
De vrije wil - Het inzien van goed en kwaad - Liefdesvonk
Het hele aardse bestaan als mens heeft alleen maar één doel: het nog onvolkomen geestelijke dat zich als ziel in een lichamelijk omhulsel bevindt, tot de uiterste voltooiing te brengen. En daarom moet de hele levenswandel zo zijn ingericht, dat hij beantwoordt aan het principe van de goddelijke ordening. De mens moet steeds alleen maar goed denken en willen. Hij moet steeds alleen maar goede handelingen verrichten. Dat wil zeggen: al het denken, willen en handelen moet gedragen zijn door de liefde.
Want de mens kan, daar hij een vrije wil heeft, deze in alle richtingen gebruiken. Hij kan zowel een goede als ook een slechte levenswandel leiden en hij zal op geen enkele manier gedwongen kunnen worden. Ieder mens heeft ook het gevoel van goed en kwaad in zich, omdat hij een stille maner in zich heeft - de stem van het geweten - en omdat hij de uitwerking van goed of slecht handelen zelf voelt, weldadig of vol leed. En daarom wordt er ook gezegd: bemin uw naaste als uzelf. Doe voor hem hetzelfde wat u gelukkig maakt en berokken hem geen schade, omdat u zelf ook niet benadeeld wilt worden. Ieder mens is in staat onderscheid te maken tussen goed en kwaad, wanneer hij maar eerlijk is tegen zichzelf.
Maar heeft hij een kwade wil, dan probeert hij ook de wet van de eeuwige ordening te verdraaien. Dan loochent hij zelfs het gevoel voor goed en kwaad. Maar dan liegt hij alleen zichzelf iets voor. En hij zal voor zichzelf deze bewering nooit kunnen handhaven. Zodra het de mens aan elk verantwoordelijkheidsgevoel ontbreekt, is zijn hele levenswandel alleen een leugen tegen zichzelf. Hij wil niet goed zijn, omdat hij nog stevig aan de tegenstander van God is vastgeketend.
Maar hij weet ook zelf dat hij slecht is, ook wanneer hij dit tegenover de medemensen niet wil bekennen en in steeds diepere zonden vervalt. Een mens die het bewuste gevoel voor goed en kwaad zou missen, zou later niet ter verantwoording kunnen worden geroepen voor zijn levenswandel op aarde. Maar het is steeds alleen zijn vrije wil, hoe hij zijn levenswandel leidt en hiervoor moet hij zich verantwoorden. Wordt hem zelf onrecht aangedaan, dan zal hij daartegen ook in opstand komen. Dus kent hij recht en onrecht.
Doch de tegenstander is in staat zijn gevoel zo af te stompen, dat hij uiteindelijk alleen nog maar een blind werktuig is voor hem, dat hij zich volledig willoos zal laten gebruiken voor alle slechte handelingen en hij dan al een duivel wordt, ofschoon hij nog als mens over de aarde gaat. Maar zijn ziel is helemaal beheerst door de vijand, door hem die alle zielen in het verderf tracht te sleuren. Dat zulke zielen geen ander lot beschoren kan zijn dan de hernieuwde kluistering in de vaste materie, zal dan ook begrijpelijk zijn voor u mensen die uw best doet in de goddelijke ordening te leven.
Ieder mens kan op aarde tot voleinding komen. Maar alleen zijn wil beslist, of hij bij wilszwakte steun zoekt en om versterking vraagt, of hij het verlangen in zich heeft goed en rechtvaardig te leven. Dan valt hem elke denkbare hulp ten deel. En dit verlangen zou in ieder mens kunnen zijn, omdat God niemand overslaat als Hij Zijn genade aanbiedt. Deze genade echter moet ook vrijwillig worden aangenomen en gebruikt. En dat bepaalt de mens zelf.
Maar het is een verkeerde gedachte, dat een mens in het geheel niet in staat zou zijn, zijn doel op aarde te bereiken, omdat hij buitengewoon belast zou zijn met zwakheden in aanleg en begaafdheid. De toevoer van genade is hiermee ook in overeenstemming. En ook bijzonder belaste mensen zullen in levensomstandigheden terechtkomen, waar ze nadenken en zich aan hun God en Schepper kunnen overgeven. Dat ze het niet doen, ligt weer aan de vrije wil. Maar dat ze het kunnen valt niet te ontkennen, daar anders de rechtvaardigheid, de wijsheid en de liefde van God zou moeten worden betwist. Hij worstelt echter om elke ziel, om ze voor zich te winnen en laat daarom waarlijk geen middel onbeproefd om haar te helpen.
Maar schenkt de ziel van een mens de tegenstander gehoor en sluit ze haar oren voor Hem die haar werkelijk liefheeft, dan wordt ze ook door de tegenstander naar beneden getrokken. En ze verweert zich niet, maar is hem in alles onderworpen. En dat betekent ook dat ze weer helemaal aan hem vervalt en aan hem toebehoort, weer voor eindeloos lange tijd. Want dat ene zult u mensen niet mogen vergeten, dat de goddelijke liefdesvonk aan ieder mens wordt toegevoegd bij het begin van zijn belichaming op aarde. Dat deze dus alleen ontstoken hoeft te worden en het gevaar van een neerstorten in de diepte daarmee is opgeheven.
Ieder mens kan in liefde werkzaam zijn. Maar of hij gewillig is liefdevol te zijn, dat staat hem vrij. Het beslist echter het resultaat van het leven op aarde en zijn verdere lot, dat geluk en gelukzaligheid kan zijn in het lichtrijk, of ook weer verbanning in de vaste materie, omdat anders het uiteindelijke doel niet bereikt kan worden, dat God zich heeft gesteld in het allereerste begin.
Amen |